Brief van Netwerk VN-Vrouwenverdrag aan vaste commissie OC&W tbv Algemeen Overleg over emancipatie juni 2011

Aan de vaste commissie voor OC&W
Tweede Kamer
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Betreft: Hoofdlijnenbrief emancipatie (Kamerstukken II 2010/2011 27017 nr. 74) en
Kabinetsreactie Concluding Observations CEDAW (Kamerstukken II 2009/2010 30420 nr. 154)

                                      Den Haag, 31 mei 2011

Geachte dames en heren,

Op 8 juni aanstaande zult u met minister van Bijsterveldt in een Algemeen Overleg van gedachten wisselen over de Hoofdlijnenbrief emancipatie en diverse andere aan het onderwerp gerelateerde stukken.
Het Netwerk VN-Vrouwenverdrag, een samenwerkingsverband van verschillende NGO’s en individuele experts, wil u met deze brief een aantal overwegingen voor dit overleg meegeven.

Toezegging nadere besluitvorming over aanbevelingen CEDAW ingetrokken?
Aan het begin van het zomerreces 2010 zond mevrouw van Bijsterveldt als staatssecretaris in het demissionaire kabinet u de kabinetsreactie op de Concluding Observations van CEDAW (Kamerstukken II 2009/2010 30420 nr. 154). Ze schreef geen voorstellen voor nieuw beleid te kunnen doen vanwege de demissionaire status van het kabinet. Van Bijsterveldt stelde expliciet nadere besluitvorming van het nieuwe kabinet in het vooruitzicht over het naamrecht, het optreden tegen discriminatie van vrouwen door de SGP, de afstemming in het Koninkrijk, het versterken van coördinatie van emancipatiebeleid en gender mainstreaming en het uitvoeren van emancipatie effectrapportages, het sneller doen toenemen van het aantal vrouwelijke hoogleraren, de aanbevelingen van de Task Force Deeltijd Plus en het uitvoering geven aan de aanbevelingen over immigratiebeleid en daaraan gerelateerde zaken en zwarte en migranten vrouwen (para 42 en 43). Minister van Bijsterveldt laat echter namens het nieuwe kabinet in de Hoofdlijnenbrief emancipatie al deze onderwerpen onbesproken (Kamerstukken II 2010/2011 27017 nr. 74).
Het Netwerk VN-Vrouwenverdrag wijst er op dat Nederland als verdragspartij gehouden is het VN-Vrouwenverdrag te implementeren en de aanbevelingen van CEDAW uit te voeren, onafhankelijk van de status of politieke samenstelling van het kabinet. Een algemene intentieverklaring, zoals “Het kabinet doet haar voordeel met de aanbevelingen van het comité, betrekt deze bij de beleidsvorming” (p.4) mag niet volstaan.
Het Netwerk dringt er dan ook bij u op aan, de minister te verzoeken een overzicht te geven van de beleidsvoornemens van het kabinet op bovengenoemde onderwerpen met betrekking tot de aanbevelingen van CEDAW, conform haar eerdere toezegging in de brief van 5 juli 2010.

Eveneens door CEDAW op de agenda van regering geplaatst
Voor het overige verwijst de minister naar haar eerdere brief die “al een uitvoerige inhoudelijke reactie op de aanbevelingen bevat”. Naar de mening van het Netwerk negeerde het demissionaire kabinet in die eerdere brief ten onrechte dat CEDAW over veel meer onderwerpen concrete aanbevelingen deed of om beleidsintensivering vroeg. Het is internationaal rechterlijk goed gebruik om Concluding Observations van de toezichthoudend comités bij de VN-Mensenrechtenverdragen niet te negeren of te verdraaien. We geven hieronder enige voorbeelden van beleidsterreinen waarop aanbevelingen genegeerd zijn en zullen in een bijlage puntsgewijs commentaar geven op alle onderdelen van reactie van 5 juli 2010. Waar mogelijk legt het Netwerk daar tevens een relatie met hetgeen in de Hoofdlijnenbrief Emancipatie aan de orde komt.

Gelijke rechten voor huishoudelijk personeel
CEDAW roept Nederland op maatregelen te treffen om te waarborgen dat vrouwelijke huishoudelijke krachten volledig aanspraken kunnen maken op sociale zekerheid en andere voorzieningen voor werknemers. Er moet een einde komen aan deze indirecte discriminatie van vrouwen. Minister Kamp vermeldt CEDAW’s oproep niet eens in zijn brief over de rechtspositie van huishoudelijk personeel van 10 maart 2011 (Kamerstukken II 2010/2011 29544 nr. 281).
Risico-analyse prostitutie regulering
CEDAW heeft ook een zeer kritische reactie op het wetsvoorstel Regulering Prostitutie en beveelt aan om onderzoek te doen naar de risico’s van de invoering van registratieplicht, bijvoorbeeld voor de veiligheid en de bescherming van de privacy van sekswerkers. Voordat besluitvorming over het nieuwe beleid plaats vindt moet de proportionaliteit tussen doel en middel heroverwogen worden, gelet op de verwachte geringe effectiviteit, de kosten en de aantasting van privacy.
Vrouwenhandel
In de kabinetsreactie van 5 juli 2010 is de urgentie van CEDAW’s aanbevelingen niet onderkend: “ Het Comité dringt er bij Nederland voorts op aan zijn verplichtingen na te komen door alle slachtoffers van mensenhandel te beschermen, ongeacht of zij bereid of in staat zijn medewerking te verlenen aan gerechtelijke procedures.” (onderstr.Nw). Deze aanbeveling werd mede ingegeven door het teleurstellend lage aantal verblijfsvergunningen voor slachtoffers van mensenhandel, waar Nederland in Genève desgevraagd melding van maakte (zie CEDAW/C/SR.916 para 60). Niet voor niets moet Nederland al in 2012 rapporteren wat het met CEDAW’s aanbevelingen gedaan heeft.
Geweld tegen vrouwen is vrouwendiscriminatie
In de kabinetsreactie op dit punt lijkt het kabinet CEDAW’s aanbeveling te willen ontlopen met de stelling toe dat de omschrijving van het begrip huiselijk geweld inderdaad genderneutraal is, maar dat de Nederlandse aanpak wel genderspecifiek is. Echter, een genderspecifieke analyse is noodzakelijk om tot een juiste genderspecifieke aanpak te kunnen komen bij het voorkomen en het bestrijden van huiselijk geweld. Zo’n analyse is nodig om te bepalen welke verschillende maatregelen er nodig zijn op samenlevingsniveau en op individueel niveau ten aanzien van mannen en vrouwen. Zonder genderspecifieke analyse blijft verborgen dat geweld tegen vrouwen discriminatie van vrouwen is. In de kabinetsreactie noch in de Hoofdlijnenbrief wordt hier op ingegaan, terwijl het CEDAW juist hierop doelt.

Agendering in Tweede en Eerste Kamer
CEDAW nodigt de verdragspartijen uitdrukkelijk uit om de parlementen bij de implementatie van zijn aanbevelingen en bij de volgende rapportagecyclus te betrekken. Het Netwerk hoopt dat een nadere gedachtewisseling zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer zal plaats vinden. Dat is ook de reden dat het Netwerk een soortgelijk schrijven naar de nieuwe Eerste Kamer zendt.

Bewindspersoon en kamerleden in gesprek met CEDAW-leden?
Het Netwerk heeft uit andere EU-landen vernomen dat er goede ervaring is opgedaan door de rapporteur en één of twee andere leden van CEDAW uit te nodigen om de Concluding Observations toe te lichten in een bijeenkomst met politici, vakdepartementen en NGO’s. Op deze wijze kunnen de minister en de kamerleden zich in korte tijdspanne effectief in de verplichtingen die voortvloeien uit het Vrouwenverdrag verdiepen. Bovendien is het een uitgelezen mogelijkheid daadwerkelijk invulling te geven aan de passage in het regeeraccoord ‘Het Kabinet respecteert internationale verdragen’. Het Netwerk dringt er bij u op aan de minister te verzoeken de rapporteur van het CEDAW-Comité uit te nodigen.

Leden van het Netwerk zullen u graag desgewenst nadere toelichting geven op deze brief en de bijlage.

Met vriendelijke groet

Namens het Netwerk VN-Vrouwenverdrag
Leontine Bijleveld, Rita Naloop en Ines Orobio de Castro

E: schaduwrapportage@gmail.com

Bijlage: Commentaar op Kabinetsreactie Concluding Observations CEDAW (Kamerstukken II 2009/2010 30420 nr. 154)

Cc: De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Mevrouw J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

In het Netwerk VN-Vrouwenverdrag werken samen: Aletta – Instituut voor vrouwengeschiedenis, E-quality – kenniscentrum voor gender, gezin en diversiteit, Justitia et Pax, Movisie – kennis en advies over maatschappelijke ontwikkeling, St. Emancipatie Online, Studie en Informatiecentrum Mensenrechten Universiteit van Utrecht, Tiye-International, Vereniging voor Vrouw en Recht Clara Wichmann, Vluchtelingenorganisaties Nederland en diverse onafhankelijke experts.

Bijlage Commentaar op Kabinetsreactie Concluding Observations CEDAW
(Kamerstukken II 2009/2010 30420 nr. 154)

Het Netwerk VN-Vrouwenverdrag heeft op zichzelf veel waardering voor het feit dat het kabinet met een uitgebreide reactie is gekomen, opgesteld door de vakdepartementen. Het getuigt van een serieuze politieke en ambtelijke inzet, waar het Comité eveneens zijn waardering voor heeft uitgesproken. Het is echter de vraag of alle betrokken vakdepartementen de juridische verplichtendheid van het Vrouwenverdrag en van de aanbevelingen van CEDAW voldoende onderkennen. De staat moet resultaat boeken in het bereiken van gender gelijkheid, inspanningen en goede bedoelingen zijn niet genoeg. Verder moet de staat niet alleen zelf discriminatie van vrouwen uitbannen, maar ook zorgen dat anderen niet discrimineren. Negeren van de aanbevelingen en gewoon doorgaan op de oude voet behoort niet aan de orde te zijn.
Hieronder volgt per paragraaf uit de Kabinetsreactie waar nodig nader commentaar.

A. Positieve punten (aanbevelingen 2-7)
Bij de samenvatting van de positieve punten die CEDAW benoemt ontbreekt dat het Comité de hoop uit spreekt dat Nederland de voortrekkersrol bij de bevordering van mensenrechten van vrouwen en gender gelijkheid zal blijven vervullen (para 4). Dit zal betrokken moeten blijven bij de keuzes voor het toekomstig internationaal beleid, hetgeen de meeste scenario’s uit de ambtelijke bezuinigingsexercitie achterwege lieten. Het Netwerk hoopt dat de Kamer dit aan de orde zal blijven stellen bij de minister en de staatssecretaris.

Terecht wordt in de kabinetsreactie niet verheeld dat het Comité vond dat de regeringsdelegatie scherper en vollediger had kunnen zijn in de beantwoording van de vragen van de leden van CEDAW. Het is ongebruikelijk dat CEDAW een dergelijke uitspraak doet in Concluding Observations en dat geeft te denken.
Delen van de kabinetsreactie lijden aan hetzelfde euvel, dat het Comité bracht tot de observatie. Namelijk dat opnieuw het staande Nederlandse beleid ter zake wordt uitgelegd, terwijl het Comité daarover juist vragen stelde of (zoals nu in de Concluding Observations) aanbevelingen formuleert voor beleidsintensivering omdat het vond dat het staande beleid onvoldoende resultaat oplevert. De hoge mate van we leggen het nog één maal uit negeert dat de uitleg – in de 5e regeringsrapportage, de antwoorden op de ‘list of issues & questions’ of tijdens de bespreking in Genève – klaarblijkelijk CEDAW niet overtuigd heeft. Het Netwerk vindt dit geen respectvolle bejegening van het VN-Comité en een onderschatting van de reikwijdte van het Verdrag. Het Netwerk hoopt dat u de bewindspersoon tijdens het Algemeen Overleg hierop wilt aanspreken.

B. Aanbevelingen

1). Algemeen (aanbeveling 8) en 2). Parlementen (aanbeveling 9)
Het Netwerk hoopt dat de Kamer het kabinet zal herinneren aan de uitnodiging van het vorige kabinet om van gedachten te wisselen over de uitvoering van het Verdrag. Een AO met tenminste negen andere belangrijke agendapunten is, volgens het Netwerk, minder geschikt omdat vooral de uitvoering van de aanbevelingen van CEDAW daarbij centraal moet staan. Het uitnodigen van de rapporteur van CEDAW zal een extra dimensie geven aan zo’n nadere gedachtewisseling.

3). Voortgang ten opzichte van vorig slotcommentaar (aanbevelingen 10 en 11)
Onvermeld blijft dat CEDAW van mening is dat het Nederlandse naamrecht in strijd is met de basisprincipes van het Vrouwenverdrag. Zelfs als in de brief van 5 juli 2010 nadere besluitvorming over het naamrecht aan het volgende kabinet is gelaten, geldt dat recht gedaan zal moeten worden aan het standpunt van het Comité in opeenvolgende aanbevelingen in opeenvolgende rapportagecycli. Vreemd is dat de demissionaire minister van justitie desalniettemin op 27 juli 2010 het parlement informeerde over zijn voornemen toch alvast een wetsvoorstel tot wijziging van het naamrecht voor te gaan bereiden naar aanleiding van het rapport commissie liberalisering naamrecht, zonder de door CEDAW vereiste wijziging daarin op te nemen. Het Netwerk dringt er bij u op aan het kabinet op deze omissie te wijzen en te bewerkstelligen dat wel wordt voldaan aan de basisprincipes van het Vrouwenverdrag.

Bij de nu niet nader genoemde aanbevelingen van CEDAW van de vorige keer, waar het kabinet nog niets meer heeft gedaan behoorde het laten verrichten van een onderzoek naar de persistentie van genderstereotypering, in het bijzonder van zwarte migranten en vluchtelingen vrouwen (ZMV-vrouwen), en op basis van de uitkomsten een publiekscampagne te houden.
De uitvoering van de CEDAW’s aanbeveling toentertijd om de financiering van anticonceptie voor vrouwen boven de 21 her in te voeren is inmiddels teruggedraaid door het vorige (demissionaire) kabinet. Dat spoort dus niet met het Vrouwenverdrag en daarom zou het kabinet af moeten zien van dit voornemen. Het Netwerk verwacht dat u beide onderwerpen in de nadere gedachtenwisseling met het kabinet aan de orde zult stellen.

4). Status van het Verdrag (aanbevelingen 12-13)
Het kabinet vermeldt niet dat CEDAW het betreurt dat de regering de opvatting dat het Vrouwenverdrag geen rechtstreekse werking naar voren heeft gebracht in rechtszaken. Op zichzelf is het inderdaad zo dat in het Nederlandse rechtsstelsel de rechter uiteindelijk bepaalt in hoeverre rechtstreekse werking moet worden toegekend aan verdragsbepalingen. De landsadvocaat had echter namens de staat, die partij is bij het Verdrag, in de rechtszaken naar voren kunnen brengen wel uit te gaan van rechtstreekse werking, dan wel in neutrale bewoordingen de vraag voor te leggen aan de rechter. Dat is niet gebeurd. De Hoge Raad heeft gesproken in de SGP-zaak en eerder dit jaar ook in de zaak over de afschaffing van de zwangerschapsuitkering voor zelfstandigen. De landsadvocaat heeft in die zaak ook betoogd dat de rechter geen waarde moet hechten aan de interpretatie van het art. 11 lid 2 sub b Vrouwenverdrag door CEDAW, noch aan het oordeel dat het Comité heeft uitgesproken over een klacht onder het Facultatief Protocol. Dit blijkt uit de processtukken die in het bezit zijn van het Proefprocessenfonds Clara Wichmann en van de Vereniging Vrouw en Recht. Naar de mening van het Netwerk zou de landsadvocaat dit niet moeten herhalen in andere juridische procedures. Het Netwerk vraagt het parlement te bewerkstelligen dat de minister de landsadvocaat tenminste een instructie tot neutrale bewoording geeft.

5). Implementatie van het verdrag (aanbevelingen 14-15)
Het Netwerk heeft tijdens de 45ste CEDAW-sessie in Genève geconstateerd dat de uitleg over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden niet spoort met de opvattingen van CEDAW, die het Koninkrijk als verdragspartij beschouwt en daarom één rapport verwacht. Het Netwerk denkt dat het bij de aangekondigde heroriëntatie nuttig kan zijn na te gaan hoe andere landen deze problematiek hanteren die wel een geïntegreerde rapportage kennen – bijvoorbeeld het Verenigd Koningrijk, Denemarken.

6). Bekendheid van het Verdrag en het Facultatief Protocol (aanbevelingen 16-17)
Het kabinet laat eveneens onvermeld dat CEDAW ook bezorgd is dat het Vrouwenverdrag niet regelmatig als centraal juridisch kader gebruikt wordt voor maatregelen ter bevordering van gender gelijkheid. Het Netwerk denkt dat er bij beleidsvorming veel vaker expliciet gerefereerd zouden moeten worden aan het Verdrag. Ook het parlement heeft hier een rol in.
De kabinetsreactie heeft onder dit punt de sfeer van frisse tegenzin (aangezien het CEDAW-Comité blijft vragen …).
Het Netwerk denkt dat er wel meer organisaties ingezet kunnen worden voor de bevordering van de bekendheid van CEDAW, Facultatief Protocol, de algemene en de specifieke aanbevelingen van CEDAW. Bijvoorbeeld de Raad voor de Rechtspraak, de Orde van Advocaten, de Commissie Gelijke Behandeling (en het toekomstige College voor Mensenrechten), het Breed Mensenrechten Overleg, de sociale partners, de inspraakorganen, het juridisch loket, de anti-discriminatiebureaus, de provincies en de gemeenten.
Dat het kabinet in de Hoofdlijnenbrief de verspreiding van kennis over het VN-Vrouwenverdrag slechts zal richten tot “o.a. de advocatuur en de rechterlijke macht” is in de ogen van het Netwerk onvoldoende.

7). Nationaal systeem en gender mainstreaming (aanbevelingen 18-19)
Het Netwerk herkent in CEDAW’s conclusies waardering voor de nieuwe impuls die het kabinet Balkende IV gaf aan het emancipatiebeleid (met de emancipatienota Meer kansen voor vrouwen). Het Netwerk pleit, met CEDAW, voor versterking. De Hoofdlijnenbrief emancipatie laat een intensivering van het homo-emancipatiebeleid zien en een afzwakking van het vrouwenemancipatiebeleid. Dit staat haaks op CEDAW’s bevindingen.
Met betrekking tot het gebruik van het instrument van openbare aanbestedingen voor de bevordering van gelijkheid is de kabinetsreactie echt te mager. Uitvoering van het Vrouwenverdrag is meer dan het tegengaan van discriminatie: gelijkheid moet ook in de praktijk worden bereikt. Het instrument openbare aanbesteding kan daarbij als een hefboom fungeren, zoals ook milieudoelstellingen met dit instrument kunnen worden bevorderd. In het bestek van openbare aanbestedingen van overheden zouden eisen met betrekking tot de positie van vrouwen moeten worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld concrete taakstellingen met betrekking tot het aantal vrouwen in hogere functies. Het kabinet kan inspiratie ontlenen aan de wijze waarop dit met milieudoelstellingen gebeurt, maar ook in andere landen zijn goede voorbeelden te vinden als het gaat om bevordering van gender gelijkheid met het instrument openbare aanbesteding. U kunt in het Algemeen Overleg de bewindspersoon vragen een studie hiernaar te laten verrichten en een plan van aanpak op te stellen.

8). Non-gouvernementele organisaties (aanbevelingen 20-21)
De kabinetsreactie herhaalt slechts de eerder naar voren gebrachte argumentatie over het subsidiebeleid waarmee CEDAW niet overtuigd werd. Naar het oordeel van het Netwerk zal het kabinet de te zware nadruk op projectsubsidies moeten heroverwegen – met projecten alleen kan geen vrouwenrechten expertise behouden blijven, laat staan opgebouwd worden.
De kabinetsreactie schrijft niet bekend zijn met de sluiting expertisecentra op het terrein van prostitutie en mensenhandel. De opheffing van het Clara Wichmann Instituut en van de mr. De Graafstichting is kennelijk al vergeten en net als dat de Rode Draad geregeld op het punt van sluiting staat en nu al jaren met minimale bezetting en veel liefdewerk moet functioneren.
De Hoofdlijnenbrief spreekt van het versterken van de emancipatie-infrastructuur, maar bij nadere bestudering blijkt dat de homo- en transgenderorganisaties versterkt worden en dat voor de vrouwenemancipatie de volgende korting en gedwongen fusie op de rol staat. Ook dit staat haaks op CEDAW’s aanbevelingen.

Er is inderdaad – veelal op initiatief van het Netwerk VN-Vrouwenverdrag – incidenteel overleg tussen departementen en NGO’s op verschillende momenten van de rapportagecyclus, maar van een structureel en regelmatig overleg tussen vrouwenrechten organisaties en het kabinet is tot nu toe geen sprake. Behalve op het terrein van buitenlands beleid.
Het Netwerk is dan ook benieuwd naar de nadere invulling van de afspraken die het kabinet zegt gemaakt te hebben over het organiseren van systematisch overleg. Wordt dat op een vergelijkbare wijze ingevuld als het overleg met sociale partners, of met milieuorganisaties of met land- en tuinbouworganisaties? Het Netwerk hoopt dat u het belang van het uitvoeren van CEDAW’s aanbeveling zult onderstrepen in de gedachtenwisseling waartoe het kabinet u uitnodigt.

9). Tijdelijke bijzondere maatregelen (aanbevelingen 22-23)
De kabinetsreactie refereert aan Algemene Aanbeveling 25, waarvan de vertaling in het Nederlands pas medio juli 2010 op de website www.rijksoverheid.nl geplaatst is, net als de vertaling van Algemene Aanbeveling 26 over vrouwelijke arbeidsmigranten.
CEDAW moedigt regeringen aan om relevante functionarissen bewust te maken van de inhoud van Algemene Aanbeveling 25 en beveelt aan dat de regeringen het gebruik van tijdelijke speciale maatregelen in de publieke en in de private sector stimuleert.
De kabinetsreactie vat een aantal maatregelen die genoemd worden in die algemene aanbeveling en stelt vervolgens dat dergelijke maatregelen kunnen (curs. Nw) worden besproken door sociale partners of vrijwillig worden toegepast door (onder andere) bedrijven en politieke partijen. Met een dergelijke vrijblijvendheid kan er niet gesproken worden van het aanmoedigen van het gebruik ervan. Het Netwerk vindt bovendien dat het kabinet wel iets actiever bekendheid mag geven aan de Algemene Aanbevelingen van CEDAW. Op de website rijksoverheid.nl zijn ze alleen te vinden als je weet dat je ernaar moet zoeken. De in 2010 door CEDAW vastgestelde aanbevelingen 27 (over oudere vrouwen) en 28 (over de interpretatie van het algehele discriminatieverbod in art. 2) zijn nog niet op rijksoverheid.nl geplaatst.
Het Netwerk stelt u voor het kabinet te verzoeken een actief distributiebeleid met betrekken tot de Algemene Aanbevelingen van CEDAW, in het bijzonder No. 25, 26, 27 en 28 te ontwikkelen, om te beginnen naar u zelf.

Onder punt 14 gaat de kabinetsreactie in op het Charter Talent naar de Top, dat het beschouwt als een van de tijdelijke bijzondere maatregelen. Het kabinet vindt dat met de vooruitgang van 1,7%-punt tot 18,4% onder de koplopers – degenen die het eerst en het best het Charter uitvoerden – de gestelde ambities gehaald zijn en het traject op koers ligt. Omdat CEDAW zelf zou vinden dat tijdelijke bijzondere maatregelen enige tijd geduurd moeten hebben vindt het kabinet dat het niets meer hoeft te doen en dat het Charter de tijd moet krijgen om zich te bewijzen. Dat het met dit tempo, indien voortgezet, nog wel bijna 20 jaar kan duren voordat gelijke participatie onder de koplopers gerealiseerd zal zijn blijft zo onderbelicht. In de Hoofdlijnenbrief kondigt het kabinet aan het gesprek aan te zullen gaan met sectoren die achterblijven, maar laat na om hier concretere taakstellingen aan te koppelen. Het valt te betwijfelen of CEDAW dit zal opvatten als een passende interpretatie van de algemene aanbeveling en het verdrag zelf. Het spoorde niet voor niets aan tot grotere activiteit. Het Netwerk hoopt dat u het kabinet van de verplichtendheid tot grotere activiteit zult overtuigen.

10). Stereotypen en culturele praktijken (aanbevelingen 24 en 25)
In reactie op de aanbevelingen van CEDAW zet de kabinetsreactie opnieuw uiteen welke maatregelen al genomen waren – en waarvan het Comité al op de hoogte was. Dit is een voorbeeld van de ‘we leggen het nog één keer uit’ reflex die moet maskeren dat het kabinet die concrete aanbevelingen van CEDAW naast zich neer legt. Het Netwerk vindt dat het nieuwe kabinet wel werk moet maken van deze aanbevelingen teneinde uitvoering te geven aan twee kernartikelen van het Vrouwenverdrag: art. 2 (f) en 5 (a).

11). Geweld tegen vrouwen (aanbevelingen 26 en 27)
Uit de uitvoerige kabinetsreactie op dit punt kan worden afgeleid dat het kabinet het beleid inzake huiselijk geweld meer gender specifiek wil gaan maken en in die zin uitvoering lijkt te gaan geven aan deze aanbeveling van CEDAW. Het kabinet geeft toe dat de omschrijving van het begrip huiselijk geweld inderdaad genderneutraal is, maar dat de Nederlandse aanpak wel genderspecifiek is. Echter, een genderspecifieke analyse is noodzakelijk om tot een juiste genderspecifieke aanpak te kunnen komen bij het voorkomen en het bestrijden van huiselijk geweld. Zo’n analyse is nodig bij het bepalen welke verschillende maatregelen er nodig zijn op samenlevingsniveau en op individueel niveau ten aanzien van mannen en vrouwen. In de kabinetsreactie wordt hier niet op ingegaan, terwijl het CEDAW juist hierop doelt.
De door CEDAW herhaalde aanbeveling om zonder verder uitstel slachtoffers van huiselijk geweld gratis rechtsbijstand te vertrekken wordt met veel omhaal van woorden afgewezen. Dat Slachtofferhulp bij het huisverbod juridische ondersteuning aan slachtoffers gaat verlenen is volstrekt onvoldoende. In de eerste plaats betreft dit slechts een zeer beperkte slachtoffers (de achterblijvers na een uithuisplaatsing). Voorts zijn medewerkers van Slachtofferhulp slechts beperkt juridisch geschoold, en dan nog slechts op het terrein van het strafrecht, terwijl de rechtsbijstand aan slachtoffers van huiselijk geweld alle relevante rechtsterreinen zou moeten omvatten, waaronder in ieder geval het familierecht. Met de exclusieve rol voor Slachtofferhulp wordt bovendien de expertise van de in geweld tegen vrouwen gespecialiseerde advocaten op het tweede plan gezet.
In de Hoofdlijnenbrief biedt de beleidsinzet waar het gaat om het bestrijden van geweld tegen vrouwen helaas geen nieuwe gezichtpunten – ook hier geldt dat de intensivering vooral ligt op het bestrijden van geweld tegen homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en transgenders.
De toezegging van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner op 8 maart j.l. om een holistisch beleid te ontwikkelen gericht op de preventie en
bestrijding van geweld tegen vrouwen waarbij specifiek vrouwelijke
genitale verminking, eergerelateerd geweld en huwelijksdwang vanuit het
mensenrechtenperspectief een plek zouden krijgen is op zichzelf positief. Echter tot op heden is hierover nog niets concreets vernomen en in de Hoofdlijnenbrief wordt er niet specifiek aan gerefereerd.
Het Netwerk wijst er hierbij op dat CEDAW geweld tegen vrouwen als ernstige vorm van discriminatie van vrouwen beschouwt en het bieden van gratis rechtshulp als een van de primaire verantwoordelijkheden van verdragspartijen. Dit blijkt ook uit de concluding observations ten aanzien van andere landen en uit oordelen van het Comité inzake individuele klachten.
Het Netwerk dringt er dan ook bij u op aan initiatieven te nemen om te verzekeren dat slachtoffers van huiselijk geweld en andere vormen van geweld tegen vrouwen goede gratis rechtshulp ontvangen op alle relevante rechtsterreinen.

Specifiek ten aanzien van het ouderschapsplan dringt CEDAW er bij de regering op aan er voor te zorgen dat ontbreken van een gezamenlijk ouderschapsplan niet de start van echtscheidingsprocedures mag belemmeren en het in geen geval verplicht te stellen bij vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld. Dat in de kabinetsreactie gesteld wordt dat het Comité er niet eerder om gevraagd heeft berust op een misverstand, zoals uit het verslag van de 45ste CEDAW-sessie blijkt (CEDAW/C/SR.917 para 55). Het was een van de door de regeringsdelegatie niet beantwoorde vragen. Het lijkt het Netwerk wat laat om er pas in de 6e regeringsrapportage over te rapporteren, aangezien Nederland over deze aanbevelingen al in 2012 een tussentijds verslag moet leveren. Het lijkt dan ook aangewezen om te zorgen voor een evaluatie onderzoek op deze punten voordien.
In een AO met de vaste commissie voor justitie zou hierom gevraagd kunnen worden, en zou tevens bezien moeten worden hoe wel tijdig uitvoering gegeven kan worden aan de dringende aanbevelingen van CEDAW.

12). Mensenhandel (aanbevelingen 28-29)
De kabinetsreactie verwijst voornamelijk naar eerdere antwoorden van de Verdragspartij, die het Comité niet overtuigd hebben, en zet ze nog eens uiteen. Het lijkt er op dat de urgentie van CEDAW’s aanbevelingen niet opgemerkt is: Het Comité dringt er bij Nederland voorts op aan zijn verplichtingen na te komen door alle slachtoffers van mensenhandel te beschermen, ongeacht of zij bereid of in staat zijn medewerking te verlenen aan gerechtelijke procedures. (onderstr.Nw). Deze aanbeveling werd mede ingegeven door het teleurstellend lage aantal verblijfsvergunningen voor slachtoffers van mensenhandel, waar Nederland in Genève melding van maakte (zie CEDAW/C/SR.916 para 60). Om nog maar te zwijgen van de slachtoffers die geen verblijfsvergunning aanvragen. Niet voor niets moet Nederland al in 2012 rapporteren wat het met CEDAW’s aanbevelingen gedaan heeft.
Het lijkt het Netwerk dat een spoedige verruiming van het beleid aangewezen is om CEDAW’s dringende aanbeveling uit te voren.

13). Prostitutie (aanbevelingen 30-31)
Ook in de passages over prostitutie herhaalt de kabinetsreactie hetgeen eerder aan CEDAW is uitgelegd zonder het Comité te overtuigen. Dat CEDAW uitdrukkelijk overleg met organisaties van betrokkenen aanbeveelt ten aanzien van de risico’s en privacyaspecten van de voorgenomen registratie blijft onvermeld. Verder verengt de kabinetsreactie de aanbeveling om te zorgen voor voldoende financiële middelen voor empowerment van prostituees (naast het in stand houden van subsidiëring van uitstapprogramma’s) tot ‘informatie over positieverbetering’.
Eveneens blijft onvermeld dat de minister van justitie deze aanbevelingen van CEDAW onbesproken liet in de nota naar aanleiding van het verslag van het betreffende wetsontwerp, hoewel dit ruim na de publicatie van de concluding observations naar de kamer gezonden werd. Ook bij de verdere behandeling in de Tweede Kamer kwam CEDAW amper aan de orden. Nu het geamendeerde en gewijzigde wetsvoorstel bij de Eerste Kamer ligt, zullen NGO’s eerste kamerleden informeren over CEDAW’s bevindingen, nu de bewindspersonen in gebreke blijven.

14). Politieke participatie en deelname aan het openbare leven (aanbevelingen 32-33)
In deze paragraaf van de kabinetsreactie wordt opnieuw voornamelijk herhaald wat al eerder bekend was. CEDAW roept op om de inspanningen om gelijke vertegenwoordiging te bereiken te vergroten, maar het kabinet ziet zelfs geen aanleiding deze aanbevelingen bij het volgende kabinet te agenderen. Dat is naar het oordeel van het Netwerk niet juist.
Door wederom de nadruk te leggen op de eigen verantwoordelijkheid van politieke partijen geeft het kabinet te kennen de implicatie van de uitspraak van de Hoge Raad nog niet tot zich te hebben laten doordingen.
Het Netwerk heeft vernomen dat nader overleg met de Minister van binnenlandse zaken onder andere over de uitspraak van de Hoge Raad in de SGP-zaak voor 7 juni op de agenda staat. Daarbij zouden ook CEDAW’s aanbevelingen aan de orde moeten komen.

15). Onderwijs (aanbevelingen 34-35)
Ook in deze paragraaf stelt de kabinetsreactie dat over het onderwerp niet eerder vragen zijn gesteld, suggererend dat de aanbevelingen uit de lucht komen vallen. Het Netwerk verwijst naar het (beknopte) verslag van de sessie (CEDAW/C/SR.917 para 23). Vervolgens schetst het kabinet in de kabinetsreactie een aantal ontwikkelingen in het onderwijs die positief zouden zijn voor vrouwen en meisjes om daarna niet te melden dat het niet van plan is de aanbevelingen van CEDAW uit te voeren en bij het komende kabinet te agenderen.
Het Netwerk acht dit niet juist en hoopt dat u in een AO met de bewindspersonen OC&W dit aan de orde wilt stellen.

Ten aanzien van ‘Een leven lang leren’ verengt de kabinetsreactie CEDAW’s bezorgdheid dat het concept in Nederland beperkt is tot de arbeidsmarkt tot ‘onderwijs voor werkende vrouwen’. Om vervolgens in de uitleg over wat in Nederland gebeurt inderdaad te focussen op de scholing die gericht is op de arbeidsmarkt. Ook hier geldt dat op deze wijze de aanbevelingen van het Comité in feite genegeerd worden.

16). Werkgelegenheid en economische macht voor vrouwen (aanbevelingen 36-39)
De teneur van de uitvoerige kabinetsreactie op CEDAW’s op onderdelen erg concrete aanbevelingen (die slechts globaal worden samengevat) is dat het kabinet al genoeg in gang heeft gezet. Slechts de aanbevelingen van de Task Force Deeltijd Plus waren bij het volgend kabinet neergelegd – die ze in de Hoofdlijnenbrief echter onbesproken laat. Het Netwerk vindt dat het kabinet tenminste alle concrete aanbevelingen van CEDAW in para 37 had moeten behandelen en in een plan van aanpak oppakken. Het nieuwe kabinet zou voorts regelmatig met sociale partners moeten overleggen hoe versnelling van verbetering van de sociaal economische positie van vrouwen tot stand gebracht kan worden.

CEDAW stelt in een afzonderlijke aanbeveling dat huishoudelijk personeel inclusief thuiszorgmedewerksters volledig aanspraak moet kunnen maken op sociale zekerheid en andere werknemersrechten. Het kabinet legt deze aanbeveling geheel en al naast zich neer. Opnieuw herhaalt het kabinet zijn antwoorden die CEDAW niet hebben overtuigd. Daarbij wordt ten onrechte gesteld dat de Regeling Dienstverlening aan huis de positie van huishoudelijk personeel verbeterd heeft door sociale bescherming te bieden die huishoudelijk personeel voorheen niet had. Dit niet het geval, in tegendeel. Daarnaast wordt ongefundeerd gesteld dat met de Regeling de werkgelegenheid is bevorderd.
Het Netwerk acht het onvoorstelbaar dat het kabinet de oproep om een eind te maken aan de discriminatie van huishoudelijk personeel zou negeren. Het gaat toch niet aan om te persisteren in zo’n flagrante schending van het Vrouwenverdrag (naast andere internationale verplichtingen). Dat het Comité voor Economische en Sociale Rechten eveneens strijdigheid met Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten heeft geconcludeerd, moet evenzeer tot actie nopen.
Het Netwerk doet dan ook een dringend beroep op het parlement om het kabinet tot andere gedachten te brengen.

17). Vrouwelijk asielzoekers en vluchtelingen (aanbevelingen 40-41)
Waar CEDAW het kabinet oproept om het mogelijk te maken dat vrouwelijke slachtoffers van geweld en minderjarige asielzoekers ook in later stadium het geweld als reden voor verblijfsstatus mogen aandragen, blijft het kabinet herhalen dat de nieuwe asielprocedure van acht dagen voldoende mogelijkheden biedt – we leggen het nog een keer uit. Daarmee negeert het kabinet CEDAW’s aanbeveling en dat kan niet in onze ogen.
Dat geldt ook de verzekering dat huiselijk geweld wel degelijk een grond kan vormen voor verlening van een asielvergunning. Waar het CEDAW immers om ging was dat de voorwaarden waaronder dat kan te stringent zijn. Dat wordt overigens qua cijfers bevestigd in de rapportage onderzoeksafdeling IND over gender gerelateerd vreemdelingenbeleid uit 2008, waarnaar de kabinetsreactie verwijst.
Deze onderwerpen moeten dus opnieuw, indringend met het kabinet besproken worden.

18). Vrouwelijke immigranten en migranten en vrouwen uit minderheden (aanbevelingen 42-43)
Uit de kabinetsreactie valt niet op te maken dat CEDAW vindt dat de strengere eisen voor gezinsvorming en gezinshereniging een schending zijn van art. 16 Vrouwenverdrag. Het kabinet stelt simpelweg dat het geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. Dat uit de evaluatie Wet inburgering buitenland geen onevenredige gevolgen voor vrouwen zou blijken wordt door betrokken gemotiveerd NGO’s betwist. De aangescherpte eisen zijn bovendien bedoeld om groepen vrouwen uit te sluiten en dat kan niet door de beugel, zo vindt het Comité.
De kabinetsreactie meldt als het ware en passant dat de inkomenseisen voor gezinshereniging en gezinsvorming onlangs gelijk getrokken zijn op het niveau van 100% minimumloon. Dat is gebeurd na de sessie met CEDAW (die daar al in de vorige rapportagecyclus op had aangedrongen), ten gevolge van een Europees rechtelijke uitspraak. Het lijkt het Netwerk wenselijk dat het kabinet de consequenties van het partij zijn bij de diverse internationale mensenrechtenverdragen volmondig aanvaardt. Het zou eveneens wenselijk zijn als dit ook in het overleg tussen kabinet en parlement zou worden vastgesteld.

In paragraaf 16 van de kabinetsreactie was al ingegaan op CEDAW’s oproep om de inspanningen te intensiveren om discriminatie van vrouwen uit etnische minderheden uit te bannen. Daar zette het kabinet opnieuw zijn inzet uiteen om de maatschappelijke participatie van vrouwen uit etnische minderheden te vergroten (Duizend en één kracht en dergelijke), wederom negerend dat CEDAW juist in sterke bewoordingen op meer maatregelen had aangedrongen. In paragraaf 18 wordt verwezen naar de wijziging van de Arbeidsomstandigheden wet en staat aangekondigd dat er in de volgende rapportage inderdaad, zoals CEDAW gevraagd had, meer informatie zal worden verstrekt. De ietwat cryptische slotzin van de paragraaf – Het is aan het volgend kabinet om met deze aanbeveling zijn voordeel te doen – nodigt volgens het Netwerk in ieder geval uit het nieuwe kabinet naar zijn reactie op deze aanbevelingen van CEDAW te vragen. Het Netwerk hoopt dat het parlement hierbij de vinger aan de pols wil houden.

19). Kwetsbare groepen (aanbevelingen 44-45)
CEDAW roept in veel sterkere bewoordingen dan de kabinetsreactie suggereert beleid inzake armoede van vrouwen, met aandacht voor risicogroepen, te ontwikkelen – een onderwerp dat in de rapportage naar het Comité niet voorkwam. Met een uiteenzetting over ‘algemeen beleid waar mogelijk en specifiek waar nodig’ bagatelliseert het kabinet de aanbevelingen, waaronder het aandringen op emancipatie effectrapportages van de sociale wetgeving en van de bezuinigingsmaatregelen in de gezondheidszorg.
In feite miskent het kabinet met de uiteenzetting de specifieke opdracht van het Vrouwenverdrag. Het Netwerk acht dit niet juist en hoop dat de Kamer hierop het kabinet wil aanspreken.
Positief is wel dat het kabinet toezegt dat er in de volgende rapportage informatie zal worden opgenomen. De vorige concluding comments van CEDAW kende een soortgelijke aanbeveling en die is toen geheel en al genegeerd door het kabinet.

20). Gezondheid (aanbevelingen 46 en 47)
Terwijl kranten in juli 2010 opnieuw melding maakten van de sterfte van een zwangere asielzoekster in de opvang en van onderzoek naar het veel frequenter voorkomen van levensbedreigende complicaties onder deze groep, blijft de kabinetsreactie volhouden dat de zorg voor asielzoeker sterk gewaarborgd is. Dat is ongepast, zowel naar CEDAW als naar de asielzoeksters.
De kabinetsreactie gaat in het geheel niet in de op aanbeveling over de toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor ongedocumenteerde vrouwen. Het Netwerk hoopt dat de vaste commissie van OC&W deze aanbeveling zal doorgeleiden naar de collega’s van de vaste commissie VWS.
Wat betreft de aanbeveling over het opheffen van de verplichte sterilisatie van transgenders gaat het kabinet wel mee (ook met Raad van Europa rapporteur Hammerberg), maar erg schoorvoetend. Het kost maar liefst 18 maanden voor een wetsvoorstel in consultatie gegeven kan worden. Het demissionaire kabinet is voorts niet van zin de uitdrukkelijk uitnodiging om zijn positie inzake vergoeding van borstimplantaten te heroverwegen of over te laten aan het nieuwe kabinet. De kabinetsreactie interpreteert daarbij een advies van de Commissie Gelijke Behandeling contrair. Verwezen wordt voorts naar beleidskeuzes van het demissionaire kabinet, zoals omschreven in brieven naar de Tweede Kamer, waarin echter de aanbeveling van CEDAW ter zake ongenoemd bleef. Dat is teleurstellend omdat die beleidskeuzes gerelateerd hadden moeten worden aan het Vrouwenverdrag.
Waarom het onmogelijk is om gehoor te geven aan de dringende oproep geëigende (niet geijkte) onderzoeksmethodes toe te passen ter voorkoming van detentie van van drugssmokkel verdachte zwangere vrouwen blijft in de kabinetsreactie in het midden.
De kabinetsreactie besteedt evenmin aandacht aan de dringende aanbeveling om het onderzoek naar de gezondheid van vrouwen uit etnische minderheden in relatie te brengen tot de verplichtingen onder het Vrouwenverdrag en algemene aanbeveling 24. De vrees van het Netwerk dat dit achterwege zou blijven is helaas bewaarheid geworden.
Er is kortom genoeg om te agenderen voor een AO over de volksgezondheid.

21). Slotcommentaar (aanbevelingen 48-54)
Deze passages geven het Netwerk geen aanleiding tot nadere reactie.