Instantie: Rechtbank Rotterdam, Sector Kanton, 19 september 2005

Instantie

Rechtbank Rotterdam, Sector Kanton

Samenvatting

Ontbinding arbeidsovereenkomst werkneemster na bevallingsverlof toegewezen met ruime vergoeding, factor 3. Reden relatie met zwangerschap en intimidatie werkgever. Aanvankelijk voorstel werkgever voor deeltijdbaan van vier dagen (in plaats van voltijds) ingetrokken en door werkgever aangestuurd op einde arbeidsovereenkomst zonder vergoeding. Verweerdster bijgestaan door schoonvader.

Volledige tekst

Uitspraak: 19 september 2005 (bij vervroeging)

RECHTBANK ROTTERDAM Sector Kanton

Beschikking ex artikel 7:685 BW

inzake:

de besloten vennootschap INNOVISIE GRAFISCHE VORMGEVINGSSTUDIO B.V., gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.A.T. Schroots

t e g e n :

mevrouw C.E. B., wonende te Maassluis,
verweerster,
procederende in persoon.

Partijen worden aangeduid als Innovisie en [verweerster], tenzij anders is vermeld.

1). Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:

1). verzoekschrift, ontvangen ter griffie op 19 juli 2005,
2. verweerschrift;
3). pleitaantekeningen zijdens Innovisie.

Door beide partijen zijn producties in het geding gebracht.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 september 2005. Innovisie is verschenen bij haar directeur, de heer [directeur], bijgestaan door mr. Werner. [verweerster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar schoonvader, de heer [schoonvader].

De beschikking is bepaald op heden.

2). De vaststaande feiten

B., geboren op 29 oktober 1977, is met ingang van 28 juli 2003 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Innovisie in de functie van medewerker productie/traffic tegen een bruto-salaris van €. 2.400,– per maand, exclusief vakantiegeld.

Op 23 maart 2005 is B. bevallen van een dochtertje.

Per 1 juni 2005 was het zwangerschapsverlof geëindigd. Innovisie heeft B. nadien vrijgesteld van werkzaamheden.

3). Het verzoek

Dit strekt ertoe dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de kortst mogelijke termijn, op grond van een wijziging van omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding.

4). Het verweer

Dit strekt ertoe dat het verzoek wordt afgewezen. Mocht het toch worden toegewezen dan wenst B. haar achterstallig salaris te ontvangen vanaf 1 juli 2005 en acht zij toekenning van een vergoeding redelijk.

5). De beoordeling van het geschil

5.1. Beide partijen voeren de nodige argumenten aan, deels aan de hand van producties. Deze zullen hierna worden besproken, voorzover zij relevant zijn voor de uitkomst van de procedure.

5.2. Gedurende de maand oktober 2004 heeft B. overleg gevoerd met Innovisie over haar werksituatie na het zwangerschapsverlof. Oorspronkelijk stelde Innovisie voor dat zij vier dagen in plaats van vijf zou gaan werken. Hier is zij op terug gekomen omdat zij van mening was dat de functie niet in deeltijd kon worden uitgevoerd. Daarna is nog een gesprek gevoerd, waarbij de mede-eigenaresse van een gelieerd bedrijf aanwezig was. Aan B. werd medegedeeld dat deeltijdwerken niet mogelijk was en dat het beter was als zij een andere baan zou gaan zoeken.

5.3. Nog voor aanvang van het zwangerschapsverlof werd een concept van een beëindigingsovereenkomst aan B. toegezonden. Zij gaf te kennen het hier niet mee eens te zijn. Na de bevalling is zij bij Innovisie langsgegaan en is haar gebleken dat haar functie was overgenomen door een ander.

5.4. Na 1 juni 2005 is er weer een concept aan B. toegezonden. Door Innovisie is een verzoekschrift ingediend op neutrale gronden, ontvangen ter griffie op 27 juni 2005. Hiertegen is door B. een niet neutraal verweerschrift ingediend. Daarna heeft Innovisie een verzoek op tegenspraak ingediend.

5.5. Gebleken is dat de bezwaren van B. zien op de volgende punten:

1). er is niet serieus gekeken of er niet in deeltijd kan worden gewerkt;
2). zij is nooit akkoord gegaan met ontbinding waarbij aan haar een vergoeding van slechts twee maanden zou worden voldaan;
3). zij heeft nooit de kans gekregen ouderschapsverlof op te nemen;
4). zij maakte zich zorgen dat haar WW-rechten teloor zouden gaan als zij de beëindigingsovereenkomst zou ondertekenen, nu de voorgestane beëindiging alles van doen heeft met haar zwangerschap;
5). niet is duidelijk gemaakt dat er geen andere functies voorhanden waren;
6). niet is aannemelijk gemaakt dat Innovisie in financieel moeilijke omstandigheden verkeert; zie alleen al het feit dat er andere medewerkers zijn aangenomen;
7). zij is niet van plan kosten te maken voor juridische advisering.

5.6. Innovisie stelt hiertegenover dat er afspraken zijn gemaakt inhoudende:

a. beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2005;
b. neutrale ontbindingsprocedure om de WW-rechten zo veilig mogelijk te stellen;
c. ontbindingsvergoeding van twee maanden;
d. in geval van ontbinding na 1 juni 2005 zal het loon na die datum in mindering worden gebracht op de ontbindingsvergoeding.

5.7. De wijziging van omstandigheden is erin gelegen dat B. de afspraken niet is nagekomen, haar functie inmiddels vervuld wordt door een ander en er dus geen sprake meer kan zijn van toekomstige samenwerking.

5.8. Het volgende wordt overwogen. In het algemeen geldt dat van de werkgever gevergd mag worden dat hij zich er terdege van op de hoogte stelt of de werknemer akkoord is met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zeker indien het geval zich voordoet dat voor de werkgever kenbaar is dat de werknemer nog geen nieuwe baan heeft. Dit heeft alles te maken met het feit dat de werknemer voor zijn levensonderhoud doorgaans in overwegende mate is aangewezen op de loonbetalingen. Bovendien geldt dat, als de werknemer instemt met beëindiging van de arbeidsovereenkomst, hij daarmee zijn WW-rechten op het spel zet. Vandaar dat het verstandig is dat de werknemer zich voorziet van juridische bijstand.

5.9. Een en ander geldt temeer in het geval van een werkneemster die een verzoek doet om minder te mogen gaan werken na haar zwangerschapsverlof, zulks in verband met de zorg voor haar kind. Van de werkgever wordt gevergd, mede in aanmerking genomen de rechten van de werkneemster op grond van de Wet Aanpassing Arbeidsduur en de Wet Arbeid en Zorg, dat hier zorgvuldig mee wordt omgegaan. Gelet op de rechten die de werkneemster op grond van deze wetten heeft en het opzegverbod wegens zwangerschap (tot zes weken na het bevallingsverlof) en dat wegens een verzoek om ouderschapsverlof, zal de werkgever moeten kunnen uitleggen en inzichtelijk maken om welke reden het dienstverband na het zwangerschapsverlof niet voor minder uren kan worden voortgezet. Deze bijzondere in de wet voorziene bescherming van de zwangere werkneemster werkt vanzelfsprekend door (en is daarmee voor de werkgever kenbaar) in haar positie op grond van de Werkloosheidswet. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, na neutrale ontbinding, is bepaald niet risicoloos.

5.10. In deze zaak geldt dat er geen door B. ondertekende beëindigingsovereenkomst voorligt. Innovisie stelt wel dat uit haar brief van 27 juni 2005, waarin een gesprek van diezelfde datum wordt bevestigd, blijkt dat er sprake is van overeenstemming, maar dit wordt door B. betwist. Uit de aanbiedingsbrief bij het neutrale verzoekschrift van mr. Schroots aan de griffie van diezelfde datum blijkt dat Innovisie er zelf ook niet zeker van is dat er sprake is van overeenstemming (“Indien en voor zover een gave referte bij u binnenkomt …”). Afgezet tegen voormelde overwegingen dient de kantonrechter er derhalve van uit te gaan dat er geen sprake is van overeenstemming tussen partijen omtrent de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst zou dienen te eindigen.

5.11. Bovendien is van belang dat de vermeende overeenstemming waarop Innovisie zich beroept, met als een van de kernpunten beëindiging per 1 juni 2005 en dus geen loondoorbetaling, rechtstreeks in strijd is met het opzegverbod van artikel 7:670 lid 2 BW. B., een leek op arbeidsrechtelijk gebied en ook niet door Innovisie financieel in de gelegenheid gesteld een advocaat te raadplegen, gaat op die manier akkoord met het inleveren van ongeveer 1,5 maand loon terwijl Innovisie niet eens gerechtigd was de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Een dergelijke overeenstemming is aantastbaar wegens strijd met de wet. Een en ander nog afgezien van mogelijke strijdigheid met voormelde bijzondere wetten.

5.12. De kantonrechter zou derhalve de verzochte ontbinding dienen te weigeren, ware het niet dat B. zelf aangeeft dat de verstandhouding met haar directeur inmiddels ernstig is beschadigd. Om deze reden zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. Uit voormelde overwegingen blijkt dat aan B. van de door Innovisie gestelde gewijzigde omstandigheden geen verwijt kan worden gemaakt. Voorts blijkt van een onberispelijk dienstverband. Dit betekent dat een vergoeding ten laste van Innovisie zal worden vastgesteld.

5.13. Innovisie stelt dat rekening dient te worden gehouden met haar povere financiële situatie, maar nu daaromtrent geen cijfers worden overgelegd, gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Evenmin heeft zij inzichtelijk gemaakt dat er geen andere functies voorhanden zijn, hetgeen, gelet op de door haar onweersproken stelling van B. dat er inmiddels nieuwe medewerkers zijn aangenomen, zonder meer van haar verwacht had mogen worden, mede in aanmerking genomen de bijzondere ontslagbescherming die aan een zwangere medewerkster / ouder van een kind onder de 8 jaar toekomt.

5.14. Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding houdt de kantonrechter rekening met al hetgeen hiervoor is overwogen. Daaruit volgt dat de ontbinding niet aan B. is te verwijten en de hoogte van de vergoeding dient dit te weerspiegelen. Door B. is ook nog aangegeven dat zij het optreden van Innovisie en haar advocaat als intimiderend heeft ervaren. De kantonrechter dient te beoordelen of dit “meetelt” in de hoogte van de vergoeding. B. verwijst naar de volgende omstandigheden:

  • voor het begin van het bevallingsverlof was al duidelijk dat zij na afloop niet meer welkom was zodat zij een perspectief van werkloosheid had;

  • voor het bevallingsverlof werd zij al geconfronteerd met een concept van een beëindigingsovereenkomst;

  • hierdoor heeft zij last gehad van harde buiken;

  • zij heeft zelf moeten vragen of zij na haar zwangerschapsverlof moest komen werken;

  • zij heeft onaangename telefoongesprekken en een bespreking met de advocaat van Innovisie gevoerd;

  • zij ontvangt al twee maanden geen loon en Innovisie heeft medegedeeld de eventuele vergoeding hiermee te zullen verrekenen, hetgeen voor de kantonrechter wordt verzwegen in het verzoekschrift;

  • nog de dag voor de mondelinge behandeling ontving zij een brief d.d. 7 september 2005 van de advocaat van Innovisie die zij als intimiderend heeft ervaren. Zij heeft deze brief ter zitting overgelegd. In deze brief die in de adressering de zinsnede: “STRIKT PERSOONLIJK / VERTROUWELIJK”, bevat komen onder andere de volgende passages voor:

“Cliënte wenst u te houden aan de nadrukkelijk tussen u en haar gemaakte afspraken. Hierdoor verzoek is u daarom, slechts voor zover noodzakelijk sommeer ik u, om thans omgaand uw volledige en voorbehoudsloze medewerking te verlenen aan een formele ontbinding met directe ingang, en waarbij aan u een vergoeding zal worden toegekend van € 4.800,- bruto verminderd met hetgeen sinds 1 juni jl. aan u is voldaan c.q. aan u verschuldigd is geworden.

Indien en voorzover u ook nu blijft weigeren uw verplichtingen uit de overeenkomst tussen cliënte en u na te komen, dan zal cliënte de kantonrechter ter terechtzitting van 9 september a.s .vragen de arbeidsovereenkomst tussen u en haar te ontbinden. Cliënte houdt u tevens nadrukkelijk aansprakelijk voor alle schade die zij door de niet-nakoming door u inmiddels reeds heeft geleden en/of nog zal lijden. Cliënte behoudt zich nadrukkelijk het recht voor deze schade integraal op u te verhalen.

Namens cliënte merk ik tot slot op, dat cliënte uw huidige stellingname zeer betreurt. Cliënte heeft zowel gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst als in het kader van de afwikkeling daarvan uw belangen steeds gerespecteerd en heeft (aanzienlijk) meer gedaan dan waartoe zij als werkgeefster verplicht was. Cliënte had van u op uw beurt ook gerekend op medewerking.

In aanmerking genomen het tijdsbestek verzoek ik u vriendelijk doch dringend direct na lezing telefonisch contact met mij op te nemen op bovengemeld telefoonnummer.”

5.15. Innovisie meldt ter zitting dat een en ander is geschied indachtig de met B. gemaakte afspraken waarvan zij uitvoering verlangde, dat het niet haar bedoeling was pressie uit te oefenen maar dat zij het betreurt indien dat als zodanig is opgevat.

5.16. De kantonrechter, daargelaten de juistheid van ieder individueel verwijt, neemt als vergoedingverhogende factoren in aanmerking de omstandigheid dat B. twee maanden geen salaris heeft ontvangen alsmede voormelde brief van 7 september 2005. Het was Innovisie immers duidelijk dat B. de zaak aan de rechter wenste voor te leggen zodat het strijdig is met de eisen van goed werkgeverschap om daags voor de zitting haar te confronteren met een sommatie, een aansprakelijkstelling en een dringend verzoek contact met haar advocaat op te nemen, nu het kennelijk doel daarvan is een zitting te voorkomen. Dit spreekt temeer nu zij niet werd bijgestaan door een raadsman. Het niet betalen van overeengekomen loon valt in dezelfde categorie.

5.17. Nu er sprake is van een relatief kort dienstverband en ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van Innovisie acht de kantonrechter termen aanwezig om zich niet te laten leiden door de richtlijnen als vermeld in de Kantonrechtersformule. De vergoeding wordt naar billijkheid vastgesteld op 6 maanden x €. 2.400,– bruto x 8% vakantiegeld bruto, hetgeen uitkomt op afgerond €. 15.500,– bruto. Bij de vaststelling van deze vergoeding heeft de kantonrechter als uitgangspunt genomen dat Innovisie gehouden is tot reguliere loondoorbetaling tot datum einde arbeidsovereenkomst.

5.18. Nu een vergoeding ten laste van Innovisie wordt opgelegd, dient haar een termijn te worden gegeven waarbinnen zij het verzoek kan intrekken.

5.19. Als overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt Innovisie veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van B. begroot op nihil.

6). De beslissing:

De kantonrechter:

geeft aan Innovisie een termijn tot en met 28 september 2005 om het verzoek in te trekken;

en, indien het verzoek niet wordt ingetrokken:

ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 29 september 2005;

kent aan B. een vergoeding toe van €. 15.500,– (zegge vijftienduizendvijfhonderd euro) bruto;

veroordeelt Innovisie om dit bedrag op een door B. aan te geven wijze uiterlijk 26 oktober 2005 aan haar te voldoen;

veroordeelt Innovisie in de kosten van deze procedure, aan de zijde van B. begroot op nihil;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Rechters

mr. A.J.J. van Rijen