Instantie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 27 februari 2003

Instantie

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch

Samenvatting


Het is in strijd met de redelijkheid en billijkheid wanneer de wettelijke onderhoudsplicht ten opzichte van de kinderen wordt achtergesteld bij de afdrachten die de man ingevolge de schuldsaneringsregeling doet aan de boedel.

Volledige tekst

1. HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de inhoud van de op 25 juni 2002 door de rechtbank te
‘s-Hertogenbosch tussen partijen gegeven beschikking, waarvan de inhoud bij hen bekend is.

2. HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 25 september 2002, heeft de vrouw verzocht, verkort weergegeven:
primair: voormelde beschikking te vernietigen en alsnog het inleidend verzoek van de man af te wijzen, dan wel in goede justitie de door de man te betalen onderhoudsbijdragen voor de kinderen van partijen vast te stellen;
subsidiair: te bepalen dat de onderhoudsbijdragen die de man heeft betaald nadat de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing werd verklaard, door de vrouw niet behoeven te worden terugbetaald;
kosten rechtens;

2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 28 oktober 2002, heeft de man
het verzoek van de vrouw bestreden en verzocht haar te veroordelen in de kosten van dit geding.

2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2003.
Bij die gelegenheid zijn de vrouw en de procureurs van partijen gehoord.

2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de producties, overgelegd bij het beroepschrift.

3. DE GRONDEN VAN HET HOGER BEROEP

Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.

4. DE BEOORDELING

4.1. Partijen zijn op 6 mei 1991 voor de tweede maal met elkaar gehuwd.
De tussen hen gewezen echtscheidingsbeschikking van de rechtbank te
‘s-Hertogenbosch van 1 mei 1998 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 28 mei 1998.

4.2. Uit de huwelijken van partijen zijn geboren:
– [kind 1],
– [kind 2],
– [kind 3],
– [kind 4].

4.3. Bij voormelde echtscheidingsbeschikking werden door de man voor de kinderen te betalen onderhoudsbijdragen vastgesteld van f. 100 per kind en per maand. Krachtens wettelijke indexering belopen die bijdragen thans f. 118.86 per kind en per maand.

4.4. Op 8 oktober 2001 werd door dit hof de schuldsaneringsregeling op de man van toepassing verklaard.
Ook ten aanzien van de echtgenote van de man is de schuldsaneringsregeling van toepassing.

4.5. Bij zijn dit geding inleidende verzoekschrift heeft de man verzocht de onderhoudsbijdragen voor de kinderen met ingang van 8 oktober 2001 nader vast te stellen op nihil.
Dat verzoek heeft de rechtbank bij de bestreden beschikking toegewezen.
Daartegen komt de vrouw op.

4.6. De behoefte van de kinderen aan de krachtens de echtscheidingsbeschikking geldende bijdragen is niet in geschil.

4.7. Vast staat dat bij de toepassing op de man van de schuldsaneringsregeling geen rekening is gehouden met de op de man rustende wettelijke onderhoudsverplichting ten opzichte van de kinderen van partijen. Onderhoudsverplichtingen die opeisbaar worden na de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling komen niet ten laste van de boedel. Daaraan dient derhalve te worden voldaan uit het buiten de boedel gelaten bedrag.
Het aan de man vrij te laten inkomen bedraagt f. 2.754,06 per maand, naast een te behouden vakantiegeld van f. 1.245,11. Dit vrij te laten inkomen is gebaseerd op 90% van de bijstandsnorm voor een echtpaar verhoogd met 2 x 5% van die norm ter zake van reserverings- en arbeidstoeslag, en voorts met een bedrag van f. 505 per maand voor woonlasten.

4.8. Bij een alimentatieplichtige kan in beginsel geen draagkracht worden aangenomen tot betaling van onderhoudsbijdragen uit het vrij te laten inkomen.
Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan in het onderhavige geval dit algemene uitgangspunt uitzondering zou moeten lijden.

4.9. Ten tijde van de toepassing van de schuldsaneringsregeling beliep de totale schuldenlast ruim f. 78.000. Voor wat de man betreft is toen uitgegaan van een inkomen van f. 2.832,30 netto per maand en voor wat betreft zijn echtgenote van een inkomen van f. 2.307,80 netto per maand.
De procureur van de man heeft tegenover het hof onbetwist verklaard dat er nadien nagenoeg geen wijziging in die inkomens is gekomen.
Op grond van het vorenstaande zijn gedurende de volledige looptijd van de schuldsaneringsregeling (36 maanden) zodanige afdrachten aan de boedel mogelijk, dan de schuldeiseres vrijwel volledig zullen kunnen worden voldaan.
Objectief bezien is dit een vrij uitzonderlijke situatie.

4.10. Naar de opvatting van de vrouw komt het in strijd met de redelijkheid en billijkheid als de op de man rustende wettelijke onderhoudsverplichting ten opzichte van de kinderen wordt achtergesteld bij de afdrachten die de man doet aan de boedel.
In de omstandigheden van dit geval deelt het hof die opvatting.
De vrouw heeft er naar het oordeel van het hof groot belang bij dat de man doorgaat met betaling van de bij de echtscheidingsbeschikking vastgestelde onderhoudsbijdragen voor de kinderen, zoals die naderhand zijn verhoogd krachtens wettelijke indexering, en die – objectief bezien – van een bescheiden omvang zijn.
Daarbij heeft het hof in zijn oordeelsvorming betrokken dat de vrouw geruime tijd aangewezen is geweest op een bijstandsuitkering, waarop de door de man te betalen kinderalimentatie werd gekort. Vanaf 1 mei 2002 werkt de vrouw. Zij heeft tegenover het hof onbetwist verklaard dat zij ongeveer € 890 netto per maand verdient en dat haar woonlasten – na aftrek van huursubsidie – € 222 per maand bedragen.
Gelet op de leeftijd van de kinderen – waaronder een tweeling van 16 jaar – zullen de kosten van hun verzorging en opvoeding aanzienlijk zijn.
Onder deze omstandigheden dient de alimentatieverplichting van de man ten opzichte van de kinderen te worden gehandhaafd en dient de man daaraan te voldoen anders dan uit het vrij te laten inkomen. Het hof acht daarbij nog van belang dat de man, nadat de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing was verklaard, nog tot juli 2002 daadwerkelijk op deze wijze aan zijn alimentatieverplichting heeft voldaan.
Het hof realiseert zich dat dit oordeel met zich meebrengt dat de schuldeisers door deze beslissing uiteindelijk in mindere mate zullen kunnen worden bevredigd dan in het geval de alimentatieverplichting nader zou worden vastgesteld op nihil, maar is van oordeel dat bij afweging van hun belangen tegen dat van de vrouw bij doorbetaling van de alimentatie, het belang van de vrouw zwaarder dient te wegen.
De tweede grief is derhalve gegrond. Gelet op het subsidiaire karakter daarvan behoeft de eerste grief geen bespreking.

4.11. Het vorenstaande impliceert dat de man zal dienen te bewerkstelligen dat er een correctie wordt toegepast met betrekking tot de afdrachten aan de boedel in die zin dat bij de vaststelling daarvan alsnog volledig rekening zal worden gehouden met zijn onderhoudsverplichting ten opzichte van de kinderen van partijen.
Het hof gaat ervan uit dat een daartoe strekkend verzoek van de man zal worden gehonoreerd. In de versie 2.1.1. (januari 2003) van het rapport van de werkgroep rekenmethode VTLB van RECOFA is immers onder punt 5.9. als beleidsafspraak opgenomen dat indien door de schuldenaar geen nihilstelling van zijn alimentatieverplichting wordt verkregen (op een daartoe strekkend verzoek dat hij verplicht is in te dienen) er wordt gecorrigeerd in het geval de alimentatierechter van oordeel is dat alimentatie betaald moet worden, anders dan uit het vrij te laten bedrag.
Mocht correctie evenwel toch worden geweigerd, dan kan de man daarin aanleiding vinden zich opnieuw tot de rechtbank te wenden, teneinde zijn alimentatieverplichting alsnog nader vastgesteld te krijgen op nihil.

4.12. De proceskosten van beide instanties worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

5. DE BESLISSING

Het hof:

vernietigt de op 25 juni 2002 door de rechtbank te ‘s-Hertogenbosch gegeven beschikking,

opnieuw rechtdoende:

wijst het inleidend verzoek van de man alsnog af,

compenseert de in beide instanties gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

Rechters

Mrs. Venner-Lijten, Koens en Draijer-Udo