Instantie: Rechtbank ‘s-Gravenhage zp Utrecht, 4 juli 2002

Instantie

Rechtbank ‘s-Gravenhage zp Utrecht

Samenvatting


Eiseres, geboren in 1938 en van Marokkaanse nationaliteit, is in Marokko gehuwd geweest met een Amerikaanse joodse man. Na het stuklopen van dit huwelijk kwam zij naar Nederland waar zij vanaf 1973 tot 1981 legaal werkte. Bij terugkeer naar Marokko in 1981 om de echtscheiding te regelen, nam haar echtgenoot haar paspoort in. Eerst in 1993 lukte het eiseres terug te keren naar Nederland. Sindsdien voorziet zij in haar onderhoud met schoonmaakwerk in combinatie met steun van hulpverlenende instanties. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet in redelijkheid aan eiseres een vergunning op humanitaire gronden heeft kunnen weigeren. Daarbij neemt de rechtbank de volgende factoren in overweging: de maatschappelijke positie van alleenstaande Marokkaanse moslimvrouwen die zijn gehuwd met een niet-moslim; de leeftijd en gezondheidstoestand van eiseres; het gebrek aan opvang in Marokko; en het feit dat er sprake is van vergaande inburgering in de Nederlandse samenleving.

Volledige tekst

(…)

2. OVERWEGINGEN

(…)
Eiseres legt aan de aanvraag en het onderhavige beroep ten grondslag dat zij in aanmerking dient te komen voor een vergunning tot verblijf met als doel klemmende redenen van humanitaire aard. Zij voert daartoe het volgende aan. Eiseres is gehuwd geweest met een Amerikaanse, Joodse man. Dat huwelijk liep in 1971 op de klippen, omdat haar echtgenoot een verhouding begon met haar jongere zus. Eiseres verliet daarop haar echtgenoot en kinderen en kwam, nadat zij enige tijd in Spanje had gewerkt in Nederland aan in 1973. Zij heeft tot 1981 schoonmaakwerk verricht in hotels in Amsterdam. Zij was in die tijd in het bezit van een vergunning tot verblijf en een werkvergunning. Deze vergunningen zijn later van haar gestolen op haar terugreis naar Nederland in 1993. In 1981 kreeg zij bericht van het Consulaat Generaal van Marokko in Amsterdam dat zij in verband met haar echtscheiding diende terug te keren naar Marokko. Zij is naar Marokko gegaan met achterlating van haar bezittingen in Nederland, omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij snel zou terugkeren. Echter, haar echtgenoot heeft haar paspoort ingenomen en kon er, wegens zijn goede relaties met de Marokkaanse regering, niet toe worden gedwongen het aan haar terug te geven. De scheiding werd op 14 mei 1981 uitgesproken en de kinderen werden aan haar echtgenoot toegewezen. Eiseres beschikte niet over werk, geld en een paspoort en was aangewezen op haar oudere zuster, die veertien kinderen had en het niet breed had. Eiseres werd niet geaccepteerd in de Marokkaanse maatschappij, omdat zij was gescheiden en daarenboven getrouwd was geweest met een Amerikaanse, joodse man. Ook haar zuster was niet gelukkig met het feit dat eiseres bij haar inwoonde. Het is eiseres eerst in 1993 gelukt om een paspoort te verkrijgen en om voldoende geld te vergaren om de reis naar Nederland te bekostigen. Zij verblijft vanaf 1993 onafgebroken in Nederland. Zij verricht schoonmaakwerk en ontvangt steun van sociaal-maatschappelijke instellingen. Ook in de periode van 1973 tot 1981 heeft zij banden opgebouwd met Nederland. In 1995 is haar een vergunning tot verblijf met als doel ‘arbeid in loondienst’ geweigerd. Inmiddels lijdt zij aan astmatische bronchitis en heeft zij psychische klachten. Zij kan zich, gezien haar gevorderde leeftijd en haar gezondheidstoestand, niet meer zelfstandig handhaven in Marokko. Voorts is zij vervreemd geraakt van de Marokkaanse samenleving en zal zij niet worden geaccepteerd als gescheiden vrouw van een Joodse Amerikaan.
Verweerder heeft de bestreden beslissing, voor zover hier van belang en samengevat, doen steunen op de volgende overwegingen. Aangetoond noch gebleken is dat eiseres de gehele periode van 1973 tot 1981 legaal in Nederland heeft verbleven. Uit de overgelegde gegevens van de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat eiseres van 9 januari 1976 tot 22 mei 1979 ingeschreven heeft gestaan in de gemeente Amsterdam. De door eiseres overgelegde verklaring van de heer A., waarin deze verklaart dat hij met eiseres heeft samengewerkt van 1973 tot 1975 en daarna vanaf 1977, wordt op geen enkele wijze met stukken ondersteund. Eiseres leidt sinds 1993 een zwervend bestaan in Nederland en zij is afhankelijk van hulpverlenende instanties en personen. Zij heeft geen familie in Nederland. Van inburgering in Nederland in de zin dat zij zich hier zelfstandig kan staande houden, is dan ook niet gebleken. Derhalve kan niet worden gesteld dat terugkeer naar Marokko niet in redelijkheid van eiseres kan worden verlangd. Nu de zuster van betrokkene met haar gezin nog in Marokko woont, zal eiseres niet verstoken zijn van sociaal-maatschappelijk contact. Over de positie van gescheiden vrouwen in Marokko kan in zijn algemeenheid worden opgemerkt dat de normen en waarden in een grote stad als Casablanca wat losser zijn dan in de traditionelere steden en op het platteland. De leeftijd van eiseres is geen reden om haar verblijf in Nederland toe te staan, nu niet is gebleken dat betrokkene in 1993 niet uit vrije wil Marokko heeft verlaten, terwijl zij destijds al op gevorderde leeftijd was. Voorts is eiseres voor de behandeling van haar medische klachten niet strikt aan Nederland gebonden. Het is zelfs mogelijk dat eiseres in Marokko geen last meer zal hebben van haar chronische bronchitis.
Eiseres bestrijdt dit besluit en voert daartegen het volgende aan. Betwist wordt dat er geen sprake is van ononderbroken verblijf van 1973 tot 1982. In ieder geval is, op grond van de overgelegde stukken, aannemelijk gemaakt dat eiseres in Nederland verbleef van 1973 tot en met 1979. Terugkeer naar haar zus is geen optie, nu eiseres geen contact meer met haar heeft, noch met haar overige familieleden, en zij niet weet of deze zus nog leeft. Zo deze zus nog wel zou leven, is het zeer twijfelachtig of zij nog in staat is om haar op te vangen. Eiseres wijst tevens op de weinig rooskleurige positie van gescheiden vrouwen in Marokko en verwijst in dit verband naar een brief van de Marokkaanse advocaat A. Arhamouch aan de Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland waarin deze, voor zover van belang aangeeft dat het huwelijk van elke Marokkaanse moslimvrouw met een niet-moslim op grond van het Islamitische recht en de wet verboden is. Het sluiten van een dergelijk huwelijk kan leiden tot strafrechtelijke vervolging. Vrouwen die een dergelijk huwelijk hebben gesloten, worden gezien als ontuchtige vrouwen met een buitenechtelijke relatie. Het wordt daarom moeilijk om hun aanwezigheid in hun gezin te accepteren. Soms wordt zelfs hun leven bedreigd. Tevens is van belang dat eiseres inmiddels 63 jaar is en een gebrekkige gezondheid heeft. Eiseres is niet volledig afhankelijk van hulpverlenende instanties. Zij heeft gedurende haar totale verblijf in Nederland nimmer een beroep gedaan op de openbare kas en heeft in haar levensonderhoud voorzien door het verrichten van (voornamelijk) schoonmaakwerk. Zij is in sterke mate ingeburgerd in de Nederlandse samenleving.
(…)

De rechtbank overweegt als volgt.
In geding is of verweerder in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat aan eiseres een vergunning tot verblijf wegens klemmende redenen van humanitaire aard diende te worden geweigerd. De rechtbank beantwoordt die vraag, negatief en acht hiertoe het volgende redengevend.
Eiseres is een alleenstaande vrouw, gescheiden van een Amerikaanse, Joodse man. Uit de door eiseres overgeleverde brief van de advocaat A. Arhamouch komt naar voren dat Marokkaanse moslimvrouwen die zijn gehuwd met een niet-moslim binnen hun eigen gezin moeilijk worden geaccepteerd. Naar de rechtbank aanneemt wordt hiermee gedoeld op de ouders en broers en zusters van de desbetreffende vrouw. Voorts worden zij maatschappelijk niet geaccepteerd. Ook is strafrechtelijke vervolging van deze vrouwen mogelijk. Verweerder heeft deze stelling niet weerlegd en merkt met betrekking tot dit punt slechts op dat de normen en waarden in Casablanca wat losser zijn dan in de traditionelere steden en op het platteland. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat vrouwen die met een niet-moslim gehuwd zijn (geweest) maatschappelijk in een moeilijke positie komen te verkeren in Marokko. Dit geldt a fortiori voor eiseres, die als gescheiden vrouw niet haar eigen gezin heeft om op terug te vallen. Op zichzelf kan het vooruitzicht op een dergelijke, moeilijke positie in zijn algemeenheid niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard, maar in het geval van eiseres is sprake van een aantal andere factoren.
Van belang is dat eiseres op het moment dat de bestreden beslissing werd genomen 63 jaar was en gezien haar leeftijd en gezondheidstoestand niet in staat moet worden geacht in Marokko in haar eigen onderhoud te kunnen voorzien en zich te kunnen handhaven.
Zij is derhalve voor zowel haar sociale contacten als haar financiële ondersteuning aangewezen op opvang door haar familie. Eisers is weliswaar in de periode van 1973 tot 1981 opgevangen door haar oudere zuster, maar deze was indertijd niet erg gelukkig met die situatie. Eiseres heeft nu al jaren geen contact meer met haar zuster, noch met haar kinderen en weet niet of zij nog leeft. Verweerder stelt dat eiseres in dat geval opgevangen kan worden door de kinderen van haar zuster. Verweerder onderbouwt deze stelling echter op geen enkele wijze. In dit verband acht de rechtbank van belang de stelling van voornoemde advocaat Arhamouch dat moslimvrouwen die getrouwd zijn met een niet-moslim moeilijk binnen hun gezin worden geaccepteerd. Voor de rechtbank is op grond van het voorgaande onvoldoende komen vast te staan dat eiseres door haar zuster of neven en/of nichten zal worden opgevangen, zeker nu het bij die laatsten een verder verwijderde familieband betreft dan het eigen gezin. Voorts is niet gebleken dat eiseres andere familie heeft in Marokko waarop zij kan terugvallen.
Daar komt bij dat eiseres vanaf 1993 onafgebroken in Nederland woont en ook in het verleden een aantal jaren in Nederland heeft gewoond, waardoor zij vervreemd is geraakt van de Marokkaanse maatschappij. Er is, gezien de lange verblijfsduur en het feit dat eiseres niet alleen ondersteuning van hulpverlenende instanties ontvangt, maar tevens door schoonmaakwerkzaamheden in haar eigen onderhoud voorziet, sprake van vergaande inburgering in de Nederlandse samenleving.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat de motivering van verweerders beslissing om aan eiseres niet een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard toe te kennen, ontoereikend is. Het beroep is mitsdien gegrond.
(…)

3. BESLISSING

De rechtbank verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiseres, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

(…)

Rechters

Mr. Borkent