Notitie aan de kabinetsformateur over de implementatie van het VN-Vrouwenverdrag

Notitie aan de kabinetsformateur inzake de implementatie van het VN-Vrouwenverdrag
Aanbevelingen vanuit de expertmeeting d.d. 16 april 2002 (Sociëteit De Witte, Den Haag

Zie ook het persbericht Kenniscentra vragen kabinetsformateur om aandacht emancipatiebeleid, 3 juli 2002

Inleiding

Punten waarop strijd met het VN-Vrouwenverdrag is geconstateerd: de SGP en het naamrecht

Specifieke aandacht voor de positie van zwarte, migranten-, en vluchtelingenvrouwen

Arbeid en zorg: glazen plafond, positieve actie, ongelijke beloning, deeltijdarbeid, verdeling van zorgtaken, kinderopvang

De positie van oudere vrouwen

Prostitutie en vrouwenhandel

Verdere implementatie van het VN-Vrouwenverdrag en het Facultatief Protocol in Nederland

De implementatie van het Vrouwenverdrag op Aruba en de Nederlandse Antillen.

Inleiding

Nederland is sinds 1991 partij bij het VN-Vrouwenverdrag ter uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen. Naar aanleiding van de tweede en derde rapportage betreffende de implementatie van het Verdrag in Nederland, heeft het uitvoerend comité bij het verdrag (CEDAW-Comité) juli 2001 zijn landencommentaar over Nederland opgesteld (Concluding Observations).

Het Clara Wichmann Instituut en E-Quality hebben op 16 april 2002 te Den Haag een expertmeeting georganiseerd. De deelnemende deskundigen hebben zich gebogen over de vraag hoe dit landencommentaar van het CEDAW-Comité vertaald kan worden naar concreet overheidsbeleid voor de komende kabinetsperiode. Onder de deelnemers bevonden zich deskundigen afkomstig uit de wetenschap en uit relevante maatschappelijke organisaties op diverse beleidsterreinen. Tevens hebben een aantal beleidsambtenaren en volksvertegenwoordigers deze expertmeeting bijgewoond.
Punten waarop strijd met het VN-Vrouwenverdrag is geconstateerd: de SGP en het naamrecht

De uitsluiting van vrouwen als gewoon lid door de Staatkundig Gereformeerde Partij

Het CEDAW-Comité heeft geoordeeld dat het feit dat er in Nederland een politieke partij bestaat die vrouwen uitsluit van het gewone lidmaatschap, in strijd is met artikel 7 van het VN-Vrouwenverdrag. Nederland moet de nodige (wettelijke) maatregelen treffen om deze strijdigheid ongedaan te maken.

Deze zaak kan niet worden afgedaan met een verwijzing naar botsende grondrechten en/of het uitspreken van de angst voor een totalitaire staat die politieke partijen verbiedt. Het treffen van wettelijke maatregelen betekent nadrukkelijk niet een partijverbod.

* Overweeg het stellen van voorwaarden, bijvoorbeeld in de kieswet, aan politieke partijen die mee willen doen aan verkiezingen. Een voorwaarde kan zijn dat een partij niet in strijd handelt met de discriminatieverboden zoals neergelegd in internationale verplichtingen en het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 van de Grondwet.

Het naamrecht

Het CEDAW-Comité acht het nieuwe naamrecht, waarin de vader de geslachtsnaam van het kind bepaalt indien de -gehuwde- ouders hierover geen overeenstemming kunnen bereiken, in strijd met artikel 16g van het VN-Vrouwenverdrag.

* Dit oordeel dient zeer zwaar meegewogen te worden bij de evaluatie van het nieuwe naamrecht die thans op wetenschappelijk niveau plaatsvindt, en naar verwachting gedurende de komende kabinetsperiode ook politiek zijn beslag krijgt.

Specifieke aandacht voor de positie van zwarte, migranten-, en vluchtelingenvrouwen

Het CEDAW maakt zich zorgen over de discriminatie van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen (ZMV-vrouwen), zowel binnen hun eigen gemeenschap als binnen de samenleving als geheel. De overheid moet pro-actieve maatregelen – waaronder bewustwordingscampagnes – nemen om discriminatie van en geweld jegens ZMV-vrouwen te bestrijden.

Er moet worden erkend dat zowel door (instanties en personen van) de Nederlandse samenleving als binnen de eigen gemeenschap discriminatie van vrouwen plaatsvindt. Met dit gegeven moet de Nederlandse overheid zorgvuldig en adequaat omgaan vanuit de premisse dat discriminatie van en geweld tegen vrouwen ongeoorloofd is in welke culturele context dan ook. Dit principe vormt de grondslag van het VN-Vrouwenverdrag en is bovendien in het slotdocument van de VN Wereldvrouwenconferentie Beijing 1995 onderschreven.

* Het Nederlandse overheidsbeleid moet dan ook gericht zijn op de bestrijding van alle vormen van discriminatie jegens alle vrouwen die in Nederland verblijven.

Aard en omvang van discriminatie van ZMV-vrouwen moet zichtbaar worden gemaakt:

* Binnen de indicatoren van de Emancipatiemonitor dient op alle terreinen, dus niet alleen arbeidsparticipatie, onderscheiden te worden naar etnische achtergrond (conform de Armoedemonitor).
* Landelijk gecoördineerd onderzoek moet plaatsvinden via de nu nog versnipperde bestanden van hulp- en zorginstanties, (kinder)rechters, maatschappelijk werk enz. naar de (rechts)positie en situatie van ZMV-vrouwen die met deze instanties van doen hebben (gehad).

ZMV-vrouwen worden op de arbeidsmarkt veelal geconfronteerd met een glazen plafond dat lager is gelegen dan gemiddeld voor alle vrouwen het geval is.

* Bij programma’s om het glazen plafond te slechten, zoals positieve actie-programma’s, dient specifieke aandacht aan ZMV-vrouwen te worden besteed.
* Moslim-vrouwen mogen niet uitgesloten worden van onderwijs of arbeid wegens het dragen van een hoofddoek. (afwijzing van een hoofddoek kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen gerechtvaardigd zijn (1).
* Instrumenten om de positie van ZMV-vrouwen te versterken kunnen zijn:
  - de empowerment van ZMV-vrouwen: hen informeren over hun rechten en het financieel mogelijk maken dat zij zich (politiek) organiseren.
  - het algemene subsidiebeleid: het verlenen van subsidie aan migrantenorganisaties afhankelijk maken van de activiteiten van de betreffende organisatie op het gebied van empowerment van ZMV-vrouwen en van de vertegenwoordiging van vrouwen binnen die organisaties.
  - binnen de inburgeringscursussen en overigens ook binnen het openbare en bijzondere onderwijs in het algemeen, dient expliciet aandacht te worden besteed aan het uitbannen van discriminatie en geweld jegens vrouwen en meisjes
  -het stimuleren/faciliteren dat via culturele uitingen (film, literatuur, tv) de rechten en keuzevrijheid van ZMV-vrouwen wordt gepropageerd.

Gezien het feit dat het emancipatiebeleid gericht moet zijn op alle in Nederland verblijvende vrouwen dient er een geïntegreerde aanpak van het emancipatie- en het integratie-beleid te komen.

* De aanstelling van een coördinerend bewindspersoon die verantwoordelijk is voor beide terreinen wordt dan ook dringend aanbevolen.

Arbeid en zorg: glazen plafond, positieve actie, ongelijke beloning, deeltijdarbeid, verdeling van zorgtaken, kinderopvang
Arbeidsparticipatie; horizontale en verticale segregatie van de arbeidsmarkt, ongelijke beloning

Het CEDAW-Comité maakt zich zorgen over de achterblijvende arbeidsparticipatie van vrouwen, de horizontale en verticale segregatie op de arbeidsmarkt, de oververtegenwoordiging van vrouwen in deeltijdfuncties en ongelijke beloning; een en ander ondanks de inspanningen die op deze terreinen zijn ondernomen. Verdergaande maatregelen zijn nodig, onder andere om het mogelijk te maken dat vrouwen voltijds gaan werken. Discriminatie van deeltijdwerkers ten aanzien van overwerk moet worden uitgebannen.
Het CEDAW-Comité is verontrust over de lage participatiegraad van vrouwen in het politieke en publieke leven, waarbij wordt gewezen op de regering, de hoge functies binnen de ministeries, de diplomatieke dienst, en hogere functies in het economisch leven en de academische wereld. Pro-actieve maatregelen zijn nodig, waaronder tijdelijke maatregelen van positieve actie, zoals omschreven in artikel 4 lid 1 van het VN-Vrouwenverdrag.

Het CEDAW-Comité bereidt momenteel een Algemene Aanbeveling over positieve actie voor. De komende regering dient er naar te streven dat bij de volgende rapportage aan het CEDAW-Comité concrete resultaten op dit punt kunnen worden gemeld.

* De formateur en de toekomstige regeringspartijen zullen rekening moeten houden met de voorbeeldfunctie die de regering heeft, en moeten streven naar een grote participatie van vrouwen in het kabinet.
* In het kader van de emancipatie-taakstellingen van de ministeries dienen concrete einddoelen te worden gesteld, ook ten aanzien van de participatie van vrouwen in de hogere en hoogste functies.
* Aanbevelingen ten aanzien van de ongelijke beloning tussen mannen en vrouwen:
  - In aansluiting op artikel 31b van de wet op de Ondernemingsraden dient te worden voorgeschreven dat de werkgever jaarlijks gegevens aan de OR verstrekt, zodat deze een verantwoord inzicht krijgt in de werkelijke beloningsverhoudingen tussen de verschillende functiegroepen, gesplitst naar mannen en vrouwen.
  - In deze kabinetsperiode moet de bevoegdheid van de Commissie Gelijke Behandeling om op eigen initiatief onderzoek te doen binnen een onderneming gerealiseerd worden.
  - Uitbreiding van de capaciteit van de Commissie Gelijke Behandeling en de onderzoeksafdeling van de Arbeidsinspectie.
  - Het kabinet dient de verbeterpunten die zijn opgesteld in het kader van de evaluatie van de Algemene Wet Gelijke Behandeling overnemen.

Herverdeling van arbeid en zorg

Het CEDAW-Comité uit verder zijn bezorgdheid over het feit dat het Nederlandse beleid om te komen tot herverdeling van arbeid en zorg niet tot de gewenste resultaten heeft geleid, nu de last van de onbetaalde zorg nog steeds grotendeels op vrouwen rust. Het comité beveelt aan het beleid op dit punt te heroverwegen, en grotere inspanningen te leveren om mannen te stimuleren zorg- en familietaken op zich te nemen. De beschikbaarheid van voldoende kinderopvangplaatsen moet gegarandeerd worden. Er moet een ononderbroken, lange schooldag gerealiseerd worden.

* Aanbevelingen om mannen te stimuleren meer zorgtaken op zich te nemen:
  - Het kraamverlof van mannen uitbreiden.
  - Ouderschapsverlof zal minimaal voor een deel betaald moeten worden, zowel om mannen te stimuleren zorgtaken op zich te nemen, als om de combinatie van zorg en arbeid mogelijk te maken voor de lagere inkomensgroepen (mannen en vrouwen).
  - De mogelijkheid van een zorgverzekering en/of uitbreiding van zorgverlofregelingen zal serieus overwogen moeten worden.
  - De overheid geeft het goede voorbeeld en stimuleert dat mannen meer in deeltijd gaan werken. De emancipatie-taakstellingen van de verschillende ministeries kunnen hiervoor een instrument zijn.
  - De voor-, tussen- en na-schoolse opvang en de zogenaamde brede school moeten het experimenteerstadium en de wachtlijsten ontstijgen en in de komende kabinetsperiode voor iedereen beschikbaar komen. Een ononderbroken lange schooldag is een voorwaarde voor een aanmerkelijke arbeidsparticipatie van ouders (en in de praktijk met name van moeders).

De positie van oudere vrouwen

Het CEDAW-Comité spreekt de bezorgdheid uit dat oudere vrouwen in onvoldoende mate dekking vinden in het zorgverzekerings- en pensioen-systemen.

Zowel ten aanzien van zorgverzekering als ten aanzien van de inkomensvoorziening op oudere leeftijd is aandacht voor de specifieke situatie van oudere vrouwen op zijn plaats. Meer nog dan latere generaties zijn de oudere vrouwen van nu opgegroeid in de tijd dat het gezinsinkomen door de man werd ingebracht. En het zal nog geruime tijd zo zijn dat de verdeling van zorg en betaalde arbeid tussen mannen en vrouwen niet gelijk is.

* Bij de wettelijke voorzieningen dient hiermee uitdrukkelijk rekening te worden gehouden.

Er moet een oplossing komen voor het gegeven dat vrouwen in het verleden door verschillende oorzaken, samenhangend met hun sekse, onvoldoende gedekt waren door het pensioensysteem. Het gaat hierbij onder meer om de vroegere uitsluiting van vrouwen en/of part-timers door pensioenfondsen en om vrouwen die zijn gescheiden in een tijd dat wetgever en pensioenfondsen onvoldoende oog hadden voor de kwetsbare positie van de niet-kostwinner. Grote groepen oudere vrouwen ondervinden nog steeds de gevolgen van deze discriminatie. Zonder gerichte maatregelen zal deze discriminatie nog jarenlang blijven voortbestaan.

* Er zou een pensioenreparatiefonds moeten komen voor gedupeerden, die minder pensioen hebben opgebouwd dan reëel zou zijn geweest. Het pensioenreparatiefonds zou voor het grootste gefinancierd moeten worden door de overheid, uit de algemene middelen.

Er moet een oplossing worden gevonden voor het gegeven dat veel oudere migranten-vrouwen geen volledige AOW-uitkering ontvangen omdat zij op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen en vaak geen of onvoldoende aanvullend pensioen hebben opgebouwd door arbeid.

* Deze oplossing moet worden gevonden binnen het systeem van de AOW; de Algemene Bijstandswet legt ouderen teveel beperkingen op.

Voorts zijn nog een aantal andere maatregelen noodzakelijk op het gebied van de pensioenvoorziening en het levensloopbeleid:

* Op korte termijn moet een evaluatie van artikel 2B van de Pensioen- en Spaarfondsenwet gestart worden, waarbij expliciet aandacht besteed dient te worden aan de gender-aspecten.
* De wetsvoorstellen (initiatief van PvdA en D66) om een zekere mate van indexering verplicht te stellen, en - heel belangrijk - om door een wettelijke pensioenplicht een einde te maken aan de witte vlekken in de pensioenvoorzieningen, verdienen steun van de regering.
* Pensioenfondsen dienen verplicht te worden informatie te verstrekken aan partners van pensioengerechten met betrekking tot partnerpensioenen.
* Bij het toekomstige levensloopbeleid moet steeds expliciet aandacht worden besteed aan het gender- en etniciteitsaspect. Dit geldt overigens voor alle maatregelen in het kader van het ouderenbeleid.

Prostitutie en vrouwenhandel

Het CEDAW-Comité vreest dat prostitutie voor vrouwen het risico van uitbuiting en geweld meebrengt. Het Comité vraagt de regering dan ook om de gevolgen van de opheffing van het bordeelverbod scherp in de gaten te houden, waarbij met name ook de risico’s voor vrouwen zonder geldige verblijfstitel moeten worden betrokken.
Het Comité roept de regering verder op om de scholingsmogelijkheden voor prostituees te verbeteren, zodat zij verschillende mogelijkheden hebben in hun levensonderhoud te voorzien.

Met de opheffing van het bordeelverbod in 2000 wordt prostitutie beschouwd als normale arbeid. Dit betekent dat prostituees dezelfde rechten en verplichtingen hebben als andere werknemers/zelfstandigen.

* De overheid zal deze rechten moeten garanderen, voorlichting moeten geven over deze rechten en verplichtingen, en middelen beschikbaar moeten stellen ten behoeve van werknemersorganisaties en vakbonden van prostituees.
* Het verbeteren van de scholingsmogelijkheden voor prostituees zal evenals in andere sectoren van de arbeidsmarkt zowel betrekking moeten hebben op scholing binnen als buiten de eigen branche. Zo kan ook worden gedacht aan scholing gericht op het zelfstandig ondernemerschap en het exploiteren van bordelen.
* Erkenning van prostitutie als gewone arbeid impliceert ook dat dit in deeltijd kan worden verricht. Dit wordt momenteel bijvoorbeeld niet door alle Sociale Diensten erkend. Het is een taak van de Rijksoverheid om ook de lagere overheden en de overheidsdiensten te informeren over de betekenis van de opheffing van het bordeelverbod.

Het CEDAW-Comité doet de aanbeveling dat de Nederlandse regering verzekert dat slachtoffers van vrouwenhandel volledige bescherming in hun eigen land krijgen, of hen de asiel- of vluchtelingenstatus verleent.

De verschillende overheidsinstanties (onder meer politie, IND, Sociale Diensten) schieten ernstig tekort in de uitvoering van het bestaande beleid ten aanzien van slachtoffers van vrouwenhandel zoals opgenomen onder B9 van de vreemdelingencirculaire:

* Het verdient de hoogste prioriteit de uitvoeringspraktijk in overeenstemming te brengen met het beleid.

In de praktijk zal het niet mogelijk blijken daadwerkelijke bescherming in het land van herkomst te garanderen:

* Bescherming van slachtoffers van vrouwenhandel zal dan ook in Nederland moeten plaatsvinden. Wel kan Nederland een bijdrage leveren aan voorlichting en preventie in herkomstlanden.
* Slachtoffers van Vrouwenhandel die een B9-verblijfsvergunning krijgen, moeten de mogelijkheid krijgen onderwijs te volgen of arbeid te verrichten. Verwezen wordt naar de Europese richtlijn op dit gebied, en de Belgische regelgeving, die als voorbeeld kan dienen.

Verdere implementatie van het VN-Vrouwenverdrag en het Facultatief Protocol in Nederland
Verspreiding documenten

Het CEDAW-Comité vraagt Nederland om in Nederland (inclusief Aruba en de Nederlandse Antillen) breed, en in het bijzonder onder vrouwen- en mensenrechtenorganisaties, te verspreiden: het landencommentaar van het CEDAW-Comité, het VN-Vrouwenverdrag en het Facultatief Protocol, de Algemene Aanbevelingen van het CEDAW-Comité en een aantal andere VN stukken met betrekking tot de positie van vrouwen (Beijing ‘95; Women 2000).

* Brede verspreiding betekent dat de genoemde stukken minimaal in de Nederlandse taal beschikbaar komen. De verdragstekst en de tekst van het Facultatief Protocol (individueel klachtrecht) zijn inmiddels vertaald. Ook de Nederlandse vertaling van de Algemene Aanbevelingen (nadere interpretatie van de verdragstekst) van het CEDAW-Comité op korte termijn wordt dringend aanbevolen.
* Alle genoemde Nederlandstalige teksten kunnen via een of meer websites van de Nederlandse overheid voor zowel belanghebbenden als het brede publiek toegankelijk worden gemaakt.
* Indien de overheid de informatievoorziening omtrent het VN-Vrouwenverdrag niet zelf ter hand neemt, wordt aanbevolen voldoende middelen beschikbaar te stellen voor informatie-voorziening door derden.

Het Facultatief Protocol

Het CEDAW-Comité dringt er bij Nederland op aan het Facultatief Protocol op korte termijn te ratificeren.

Ratificatie van het Facultatief Protocol heeft op 22 mei jl. plaatsgevonden en treedt voor Nederland op 22 augustus 2002 in werking.

* De overheid dient hieraan op ruime schaal bekendheid te geven. Ook zal via publieks-voorlichting duidelijk gemaakt moeten worden in welke gevallen men een klacht in kan dienen, en welke procedure hiervoor gevoerd moet worden. De overheid moet duidelijk maken dat het VN-Vrouwenverdrag en het Facultatief Protocol gelden voor alle vrouwen op het grondgebied van Nederland, en niet slechts voor Nederlanders, zoals wordt vermeld in het persbericht van het Ministerie van SZW van 30 mei 2002.
* Voor de implementatie van het Facultatief Protocol en de vergroting van de kennis hieromtrent in Nederland zal voldoende budget moeten worden uitgetrokken.

De implementatie van het Vrouwenverdrag op Aruba en de Nederlandse Antillen

Het CEDAW-Comité is verontrust over de positie van vrouwen in Aruba en de Nederlandse Antillen. Gelijkheid is nog lang niet bereikt, en stereotiepe beeldvorming blijft voortbestaan. Het CEDAW-Comité dringt er op aan dat Nederland meer (economische) steun verleent aan Aruba en de Nederlandse Antillen, in het bijzonder voor programma’s voor deskundigheidsbevordering ten aanzien van gelijke behandeling en de implementatie van het VN-Vrouwenverdrag.

* De Nederlandse overheid moet de Nederlandse Antillen en Aruba actief ondersteunen bij de implementatie van het VN-Vrouwenverdrag. Naast een bijdrage aan het verbeteren van de algemene economische situatie kan dit onder meer door het leveren van kennis en expertise aan overheid en NGO’s en door middel van het financieel ondersteunen van NGO’s.

(1) afwijzing van een hoofddoek kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen gerechtvaardigd zijn. Zie: Een onfortuinlijke positie, Discriminatie van moslima’s in Nederland, rapport van het LBR, februari 2002. Terug naar de tekst