Instantie: Rechtbank Almelo, 24 oktober 2000

Instantie

Rechtbank Almelo

Samenvatting


Verzoeker is in 1993 gehuwd met de wensmoeder. Het huwelijk is kinderloos
gebleven. Op 5 mei 2000 is uit de draagmoeder het kind A. geboren. Zowel
verzoeker, de draagmoeder en de wensmoeder gaan ervan uit dat verzoeker de
biologische vader van A is. Verzoeker wil het kind als zijn eigen kind
erkennen en verzoekt de kinderrechter om de ambtenaar van de burgerlijke
stand te gelasten tot het opstellen van een akte erkenning. De kinderrechter
acht het wel nodig om – alvorens over het verzoek te kunnen beslissen – via
een vaderschapsonderzoek in het laboratorium duidelijkheid te verkrijgen
omtrent het vaderschap. Na een gunstige uitslag wijst de kinderrechter het
verzoek toe, dat wil zeggen hij verklaart voor recht dat tussen verzoeker en
het kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Tot het geven van een
last tot het opmaken van een akte aan de ambtenaar acht de kinderrechter zich
niet bevoegd.

Volledige tekst

HET PROCESVERLOOP

1. Op 17 februari 2000 is bij de griffie dezer rechtbank een verzoekschrift
met bijlagen ingekomen van verzoeker.

2. Bij beschikking van 1 maart 2000 is door de enkelvoudige kamer van deze
rechtbank ambtshalve na kennisneming van voormeld rekest mevrouw mr. Ten
Brummelhuis als bijzonder curator over de alstoen nog ongeboren vrucht
benoemd om die vrucht in de onderhavige procedure te vertegenwoordigen.

3. Namens de verzoeker heeft diens raadsman bij brief van 15 maart 2000 nog
enkele producties in het geding gebracht.

4. De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren op 3 april
2000. Van die behandeling is proces-verbaal gemaakt dat zich bij de stukken
bevindt.

5. Bij brief van 8 mei 2000 heeft de raadsman van verzoeker nog enkele
producties overgelegd.

6. Bij brief van 31 mei 2000 heeft de raadsman van verzoeker een rapport
betreffende vaderschapsonderzoek van de CLB en Bloedbanken d.d. 30 mei 2000
als productie in het geding gebracht.

7. De voortgezette behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met
gestoten deuren op 3 juli 2000. Ook van die behandeling is proces-verbaal
opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt.

8. Bij brief van 6 juli 2000 heeft de raadsman van verzoeker schriftelijk
opgave gedaan van de minderjarige kinderen, voorzover ouder dan 12 jaar, van
de draagmoeder en van de wensmoeder.

9. De twee minderjarige 12+ kinderen van de wensmoeder, J. en A. zijn op 13
september 2000 door de kinderrechter gehoord. Van dat verhoor is
proces-verbaal opgemaakt.

10. De inhoud van alle processtukken geldt als hier ingelast en herhaald.

11. De beschikking is op vandaag bepaald.

DE BEOORDELING VAN HET VERZOEK EN DE MOTIVERING VAN DE BESLISSING

1. Verzoeker is op 29 april 1993 gehuwd met de wensmoeder. Hun huwelijk is
kinderloos gebleven en zou dat, indien na te melden situatie zich niet zou
hebben voorgedaan ook zijn gebleven. De wensmoeder heeft uit een eerder
ontbonden huwelijk met B. drie kinderen onder wie twee minderjarige kinderen
die bij haar en de wensvader wonen.

2. Op (…) 2000 mitsdien na het indienen van voormeld rekest is uit de
draagmoeder minderjarige A. geboren. De draagmoeder was ten tijde van de
geboorte ongehuwd als gevolg waarvan het kind de familienaam S. draagt. Uit
vaderschapsonderzoek is gebleken dat verzoeker R. de biologische vader is en
zijn allen van oordeel dat het kind dient op te groeien in het gezin van de
wensouders en dat wensouders uiteindelijk na ontheffing van de draagmoeder en
adoptie door de wensouders het ouderlijk gezag over A. dienen te krijgen.

3. De minderjarige 12+ kinderen van de wensmoeder, J. en A. hebben aan de
kinderrechter kenbaar gemaakt dat zij het met de wensen van de volwassenen
met betrekking tot A. eens zijn.

4. De draagmoeder heeft minderjarige kinderen uit een eerdere relatie. B.
geboren op 28 april 1983 en wonende te Amsterdam heeft van de geboden
mogelijkheid om door de kinderrechter te worden gehoord geen gebruik gemaakt.
De minderjarige D., geboren op 7 juli 1988 en wonende te Leiden is volgens
schriftelijke mededeling van de raadsman van verzoeker fysiek en psychisch
niet in staat om met betrekking tot het verzoek te worden gehoord. Uit de
draagmoeder zijn nog twee andere kinderen geboren welke na ontheffing niet
(meer) bij haar wonen.

5. R. verzoekt op de voet van het bepaalde in artikel l:204 van het
Burgerlijk Wetboek primair om de ambtenaar, van de burgerlijke stand te
gelasten om de akte van erkenning van de (ten tijde van het indienen van het
rekest) nog ongeboren vrucht te doen opmaken. Subsidiair verzoekt hij te
verklaren voor recht dat tussen hem en de ongeboren vrucht een nauwe
persoonlijke betrekking bestaat omdat hij de verwekker van dat kind is zodat
erkenning nimmer gegrond is. Voorts verzoekt hij subsidiair om de ambtenaar
voornoemd te gelasten de erkenning aan te tekenen op de geboorteakte van de
minderjarige en deze te gelasten de geboorteakte zodanig op te stellen dat
het kind de naam R. draagt.

6. De kinderrechter heeft het alvorens te kunnen beslissen omtrent het
verzoek noodzakelijk geoordeeld dat juridische duidelijkheid zou ontstaan
omtrent het vaderschap, aangezien zodanige duidelijkheid uit de door R.
overgelegde producties, ondanks de verklaringen van de betrokkenen, niet met
voldoende mate van betrouwbaarheid kon worden afgeleid. Door het
vaderschapsonderzoek in het laboratorium, waarvan het rapport 30 mei 2000 is
opgemaakt is die duidelijkheid wel ontstaan. Het kind is op (…) 2000
geboren en door de ambtenaar van de burgerlijke stand zal een geboorteakte
zijn opgemaakt waarin het kind de familienaam van de draagmoeder, tevens
ouder met eenhoofdig gezag, heeft gekregen.

Voorzover onderdelen van het verzoek betrekking hebben op ‘de ongeboren
vrucht’ en op het voorkomen dat ten aanzien van het kind een andere
familienaam dan die van R. in enige akte zal worden vermeld, dienen die te
worden afgewezen, omdat verzoeker bij toewijzing daarvan als gevolg van de
geboorte thans geen belang meer heeft.

7. R. is niet met de moeder van A. gehuwd. Hij is naar vast is komen te staan
wel de verwekker van dat kind. Tussen hem en het kind bestaat mitsdien een
nauwe persoonlijke betrekking. Temeer omdat het de wens van de draagmoeder en
de wensouders is dat A. bij de vader en zijn echtgenote gaat wonen en
daadwerkelijk door dezen zal worden opgevoed en verzorgd. De volwassenen
beogen, zoals overwogen, ontheffing van draagmoeder en adoptie van A. door de
wensouders. Met instemming van de Raad voor de Kinderbescherming is het kind
na de geboorte ook feitelijk opgenomen in het gezin van de wensouders.

8. R. wenst het kind als zijn eigen kind te erkennen. Zodanige erkenning
heeft de instemming van de belanghebbenden, onder wie ook de bijzonder
curator en een erkenning is in de omstandigheden van dit geval ook in het
belang van het kind te achten. Gebleken is dat de bevoegde ambtenaar van de
burgerlijke stand een akte van erkennning met betrekking tot A. nog niet
heeft opgemaakt. Het verzoek behoort mitsdien te worden toegewezen zoals
hierna te melden.

9. De kinderrechter gaat ervan uit dat na te melden verklaring voor recht
voor de ambtenaar voldoende is om alsnog op verzoek tot het opmaken van een
akte van erkenning over te gaan, nu door deze verklaring vaststaat dat een
erkenning door R. ondanks zijn huwelijk met een ander dan de moeder, naar
luid van artikel l:204 lid 1 sub e van het Burgerlijk Wetboek, niet nietig
is. De kinderrechter acht zich evenwel niet bevoegd om aan de ambtenaar de
verzochte last tot het opmaken van een akte te geven.

DE BESLISSING

Verklaring voor recht dat tussen verzoeker R. en de minderjarige A., op (…)
2000 geboren uit de moeder mevrouw E., wonende als voormeld, een nauwe
persoonlijke betrekking bestaat.

Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.

Rechters

Mr. Olthof