Instantie: Kantonrechter Tiel, 10 februari 1999

Instantie

Kantonrechter Tiel

Samenvatting


Ontbinding op bedrijfseconomische gronden van arbeidsovereenkomst van
werkneemster die door zwangerschap niet in staat is te werken. Vraag is of
het reïntegratieplan, dat overlegd moet worden bij een verzoek tot ontbinding
van de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werknemer, vereist is.
De kantonrechter oordeelt van niet. Plan dient in dit geval geen enkel doel.

Volledige tekst

Overwegende

1. Mevrouw K. B.-E. (geboren op 10 oktober 1972), hierna te noemen
verweerster, is op 21 september 1998 bij Beveiligingsdienst NL’86 B.V, hierna
te noemen verzoekster, in dienst getreden. Verweerster oefent de functie van
administratief medewerkster P&O uit tegen een salaris van laatstelijk ƒ
2.650,48 (inclusief de cao-verhoging per 1 januari 1999 van 1,94%) bruto per
vier weken, exclusief 8% vakantietoeslag.

2. Verzoekster heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met
mevrouw K. B.-E. te ontbinden, daar de omstandigheden sedert de
indiensttreding zodanig gewijzigd zijn, dat op die grond de
arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden.
Verzoekster stelt dat haar grootste opdrachtgever, het Centraal Orgaan opvang
Asielzoekers (COA) besloten heeft per 1 januari 1999 de thans nog door
verzoekster uitgevoerde beveiligingswerkzaamheden op de asielzoekerscentra
aan twee andere beveiligingsorganisaties te gunnen, met als gevolg dat circa
80% van de door verzoekster verrichte werkzaamheden verloren gaat, hetgeen
neerkomt op een omzetreductie van circa
ƒ 40.000.000 per jaar. Dit heeft ertoe geleid dat verzoekster een drastische
reorganisatie heeft moeten doorvoeren, ook op haar kantoor in Culemborg. Een
en ander leidt er toe dat de functie van verweerster is komen te vervallen.
Verzoekster is bereid aan verweerster een vergoeding te betalen van ƒ
4.426,24 bruto.

3. Verweerster die wegens zwangerschap niet in staat is tot het verrichten
van arbeid heeft blijkens het procesverbaal van de mondelinge behandeling
zich alsnog gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter, zowel ten
aanzien van de verzochte ontbinding als de aangeboden vergoeding.

4. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst per 15 februari 1999,
daar het verzoek niet langer wordt betwist en voor het overige de
kantonrechter noch onrechtmatig, noch ongegrond voorkomt.

5. Aanvankelijk was het tussen partijen nog een vraag of verzoekster
niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden, omdat zij het reïntegratieplan
als vereist sedert 1 januari 1999 (artikel 7:685 eerste lid BW) niet had
overgelegd. Op dit punt had verweerster aanvankelijk formeel verweer gevoerd.
Verzoekster heeft alsnog bij brief d.d. 1 februari 1999 een
(re)integratieplan overgelegd. Op de in het reïntegratieplan vermelde vraag
of er voor verweerster mogelijkheden voor ander/aangepast werk zijn, is
geantwoord ‘nee’ met de toevoeging ‘sanering ontslagaanvrage bij
kantongerecht’.

6. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat naar zijn oordeel bij
indiening van een ontbindingsverzoek als het onderhavige (waarbij de
grondslag bestaat in reorganisatie van de onderneming met als gevolg het
vervallen van de functie van de werknemer) een reïntegratieplan vooralsnog
geen ontvankelijkheidsvereiste is daar, wanneer mocht komen vast te staan dat
reorganisatie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden/dient plaats te vinden en
dat dit consequenties heeft voor de functie van de werknemer, reïntegratie
een achterhaalde zaak zal blijken te zijn. Bij niet-betwisting door de
werknemer heeft deze geen enkel belang bij het door de werkgever overleggen
van een ‘non-reïntegratieplan’.
Naar het oordeel van de kantonrechter dient voorkomen te worden dat de
flexibele procedure ex artikel 7: 685 BW, waaraan kennelijk in de praktijk
grote behoefte bestaat, belast wordt op een bureaucratische wijze, waarmee
geen enkel redelijk doel is gediend. Het aloude adagium ‘ni point ni interêt’
doet hier opgeld.

Beschikkende

1. ontbindt de tussen Beveiligingsdienst NL’86 B.V. en K. B.-E. bestaande
arbeidsovereenkomst wegens wijziging der omstandigheden met ingang van 15
februari 1999 onder toekenning aan verweerster ten laste van verzoekster van
een vergoeding groot ƒ 4.426,24 (vierduizend vierhonderdzesentwintig gulden
en vierentwintig cent) bruto:

2. compenseert de proceskosten, des dat beide partijen de eigen kosten
dragen;

3. wijst af het meer of anders verzochte.

Rechters

Mr Van Empel