Instantie: Commissie gelijke behandeling, 2 februari 1999

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Het hanteren van een leeftijdsgrens die hoofdzakelijk aansluit bij de
levensloop van mannen lijkt op het eerste gezicht niet in overeenstemming met
de internationale verplichtingen van het VN-vrouwenverdrag.
Er zijn evenwel geen gegevens bekend waaruit kan worden afgeleid dat vrouwen
door deze leeftijdsgrens in het algemeen meer van afmelding worden afgehouden
dan mannen en daardoor meer benadeeld worden.
Het ministerie van Justitie houdt ook bij het verlenen van een ontheffing van
de leeftijdseis van maximaal 31 jaar om toegelaten te worden tot de opleiding
voor de rechterlijke macht geen rekening met de specifieke levensloop van
vrouwen. Zo gelden omstandigheden die samenhangen met zwangerschap en
moederschap nooit als mogelijke reden om ontheffing te verlenen.
Het ministerie handelt hiermee in strijd met het Awgb.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 22 januari 1998 verzocht mevrouw …. te Amsterdam (hierna:
verzoekster) de Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie) haar
oordeel uit te spreken over de vraag of door de Minister van Justitie te Den
Haag (hierna: de wederpartij) onderscheid wordt gemaakt in strijd met de
wetgeving gelijke behandeling.

1.2. Voor de toelating tot de Raio-opleiding, de opleiding voor de
rechterlijke macht, geldt de leeftijdsgrens van 31 jaar. Verzoekster is van
mening dat deze leeftijdsgrens indirect discriminerend is voor vrouwen.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht.
Vervolgens zijn partijen opgeroepen voor een zitting op 8 december 1998. Ter
zitting is deze zaak gevoegd behandeld met een soortgelijk verzoek gericht
tegen de wederpartij. In deze soortgelijke zaak heeft de Commissie een
oordeel uitgesproken met oordeelnummer 99-11.

2.2. Bij de zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– mw. mr. ….

van de kant van verzoekster in de gevoegde zaak
– mw. mr. ….

van de kant van de wederpartij
– dhr. mr. …. (Senior beleidsmedewerker Directie rechtspleging).

van de kant van de Commissie
– mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter)
– mw. mr. L. Mulder (lid Kamer)
– mw. mr. drs. M.G. Nicolai (lid Kamer)
– mw. mr. A.N. Veekamp (secretaris Kamer).

2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer I van de Commissie. In deze Kamer
hebben zitting de leden als genoemd onder 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. De Raio-opleiding heeft ten doel toekomstige rechterlijke ambtenaren, de
kennis, de vaardigheden en de ervaring te verschaffen die nodig zijn om een
rechtsprekende functie, dan wel de functie van Officier van Justitie te
kunnen vervullen.
De opleiding duurt zes jaar en omvat een binnenstage, een buitenstage en een
theoretisch vormingsprogramma
ÃNOOT 1#4#1Ž.
Artikel 16 Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren (hierna: het Besluit)
ÃNOOT 2#4#2Ž bepaalt dat alleen gegadigden die niet ouder zijn dan 30 jaar kunnen worden
toegelaten tot de Raio-opleiding. Wanneer de Minister van Justitie daartoe
aanleiding aanwezig acht, kan hij, gehoord de selectiecommissie, ontheffing
verlenen van deze leeftijdseis. Genoemd artikel bepaalt voorts dat gegadigden
die niet voldoen aan de leeftijdseis en die geen ontheffing hebben verkregen,
terstond afgewezen worden.

Het is ook mogelijk om als zogenoemde buitenstaander toe te treden tot de
rechterlijke macht. Voor kandidaten die via deze regeling tot de rechterlijke
macht toetreden, bestaat een aangepast traject, waarvoor onder meer een
relevante juridische werkervaring van zes jaren is vereist.

3.2. Verzoekster, geboren op 10 februari 1966, begon haar rechtenstudie, na
een eerdere andere studiekeuze, in 1989.
Zij heeft in de zomer van 1997 na zeven en een half jaar (parttime) studeren
haar studie rechten met succes afgerond. Verzoekster is moeder van drie
kinderen, die respectievelijk in 1992, 1994 en 1996 geboren zijn.

Bij brief van 5 augustus 1997 heeft verzoekster de selectiecommissie voor de
Raio-opleiding verzocht haar toe te laten tot de selectieprocedure voor de
opleiding, ondanks het feit dat zij niet aan de leeftijdseis voldeed. Bij
brief van
18 augustus 1997 is dit verzoek afgewezen, waarbij er op gewezen is dat
slechts bij hoge uitzondering, met name wanneer sprake is van niet aan de
persoon zelf toe te rekenen omstandigheden, van dit leeftijdsvereiste kan
worden afgeweken.

3.3. Uit het CBS onderzoek over “Vruchtbaarheid: trends en prognoses” blijkt
dat het percentage vrouwen dat voor 28 jaar het eerste kind heeft gekregen,
afneemt bij de jongere generaties.
(1950-1954: 62% en 1960-1964: 41%) Dit onderzoek richt zich met name op
vrouwen geboren tussen 1950 en 1964 ÃNOOT 3#4#3Ž.
Het onderzoek wijst bovendien uit dat de kans om op jeugdige leeftijd een
eerste kind te krijgen kleiner wordt naarmate het opleidingsniveau van de
vrouw stijgt. In de groep geboren tussen 1960-1964 heeft 58% van de laag
opgeleide vrouwen een eerste kind gekregen voor het achtentwintigste
levensjaar en 16% van de hoog opgeleide vrouwen. In dit onderzoek wordt
voorts nog de verwachting uitgesproken, dat onder andere gelet op het steeds
stijgende opleidingsniveau van vrouwen in de tijd, het gemiddelde kindertal
zal dalen ÃNOOT 4#4#4Ž.

In de bespreking van onderzoek naar ‘Uitgesteld Ouderschap’ wordt opgemerkt
dat het opschuiven van de leeftijd waarop vrouwen nog kinderloos zijn,
hoogstwaarschijnlijk vooral te maken heeft met het toenemende onderwijsniveau
van vooral vrouwen. Veel genoemde ‘uitstelmotieven’ zijn: werk en/of
carrière, was nog niet aan kinderen toe, opleiding en/of studie, heb geen
(geschikte) partner, financiële zorgen, twijfel, geen overeenstemming met
partner, problemen met in verwachting raken, en geen goede kinderopvang
beschikbaar ÃNOOT 5#4#5Ž.

In 1995/1996 slaagden 1792 mannen en 2290 vrouwen (totaal 4082) voor het
doctoraalexamen recht ÃNOOT 6#4#6Ž. De gemiddelde leeftijd bij afstuderen lag in
1996/1997 voor de mannen op 27,2 jaar en voor vrouwen op 25,8 jaar ÃNOOT 7#4#7Ž.

In 1995 was de gemiddelde leeftijd van vrouwen bij de geboorte van het eerste
kind, 28,6 jaar. ÃNOOT 8#4#8Ž

De standpunten van partijen

3.4. Verzoekster stelt het volgende.

Zij is na eerdere HBO-studies aan een parttime rechtenstudie begonnen toen
zij 24 jaar was. De rechterlijke macht behoorde gedurende de hele opleiding
rechten tot haar ambities. Haar partner begon in dezelfde tijd ook een
universitaire opleiding. Verzoekster heeft tijdens haar studie drie kinderen
gekregen, die zij vanwege diverse persoonlijke en maatschappelijke redenen
niet op latere leeftijd wilde krijgen. Zij is drie maal de volle periode van
de zwangerschap zo goed als uitgeschakeld geweest. Bovendien heeft
verzoekster gedurende haar studie door middel van een stage, welke geen
studiepunten opleverde, de praktische ervaring opgedaan waar zij behoefte aan
had.
Verzoekster was op de hoogte van de leeftijdsgrens voor de toelating tot de
Raio-opleiding doch rekende erop dat er begrip zou zijn voor haar positie en
dat zij ondanks haar leeftijd zou worden toegelaten.

Afgezien van de afspraken die partners binnen een gezin maken over de
verdeling van de zorg, betekent het krijgen van kinderen voor vrouwen altijd
een veel zwaardere belasting dan voor mannen. Zwangerschappen, bevallingen en
het voeden van een zuigeling is immers van nature een zaak van de vrouw.
Daarin bestaat geen keuze en het ligt niet in de invloedssfeer van een vrouw.
Een fictieve mannelijke collega-student in dezelfde positie als verzoekster,
had zijn studie kunnen afronden voor zijn eenendertigste verjaardag, compleet
met stage en al, en in die periode zoveel kinderen kunnen verwekken als hij
had willen krijgen. Mannen krijgen dus niet in dezelfde mate te maken met de
keuze of zij eerder dan wel later kinderen willen krijgen.

Terwijl de overheid enerzijds vrouwen aanspoort om door te leren en
anderzijds vrouwen maant het krijgen van kinderen niet te lang uit te
stellen, werd verzoekster door de wederpartij, ook een overheidsinstelling,
afgewezen. Er zijn geen mogelijkheden voor bezwaar of beroep. De
hardheidsclausule wordt restrictief toegepast. Het krijgen van kinderen en
het doen van een facultatieve stage werd op een hoop geveegd, namelijk als
aan verzoekster toe te rekenen omstandigheden, resultaat van een bewuste
keuze.
Het Ministerie van Justitie zou juist een voorbeeldfunctie in deze moeten
vervullen.

3.5. De wederpartij stelt het volgende.

Zij onderschrijft verzoeksters stelling dat het krijgen van kinderen voor
vrouwen in de regel een zwaardere belasting is dan voor mannen, alhoewel dat
minder opgaat naar mate de taken rond kind en huishouden meer deel zijn gaan
uitmaken van het levenspatroon van mannen en arbeidstijden en
verlofregelingen daarop toegesneden zijn. Er kan echter niet gesteld worden
dat de leeftijdsgrens voor de Raio-opleiding zo nauw aansluit op de reguliere
afronding van de studie, dat betrokkenen voor onmogelijke impasses worden
gesteld. Met een goede planning van de opleiding kunnen hindernissen voor een
groot deel overwonnen worden.

De ratio van de leeftijdsgrens ligt in het praktijkgegeven dat personen van
boven de dertig veelal werkervaring hebben opgedaan waardoor voor hen de
opleiding niet meer passend is. Daarbij speelt ook mee dat gestreefd wordt
naar een homogeen gezelschap, dat een groepsvormingsproces doormaakt door een
intensieve opleidingsperiode. Op basis van jarenlange ervaring is ervoor
gekozen om deze eisen in een leeftijdsgrens te vertalen.
Het feit dat er wetgeving inzake leeftijdsdiscriminatie bij werving en
selectie op komst is, zou vèrstrekkende gevolgen voor de Raio-opleiding
kunnen hebben.

Indien de leeftijdsgrens voor de Raio-opleiding er toe zou leiden dat
verzoekster nimmer meer tot de rechterlijke macht kan toetreden, zou er
gegronde reden zijn dit criterium nog eens zorgvuldig tegen het licht te
houden. Voor personen die ouder zijn dan dertig jaar bestaat echter een
andere mogelijkheid om tot de rechterlijke macht toe te treden, namelijk de
aangepaste opleiding als ‘buitenstaander’, waarbij een op de behoeften van de
individuele kandidaat toegespitste mix van theoretische en praktische
opleiding kan worden aangeboden. Dat betekent dat verzoekster ook maar
betrekkelijk nadeel ondervindt van de leeftijdsgrens. Zij kan zich als zo
genoemde buitenstaander kwalificeren van een functie in de rechterlijke
macht.

Slechts bij wijze van hoge uitzondering, met name wanneer sprake is van niet
aan de persoon zelf toe te rekenen omstandigheden, wordt in de
beleidspraktijk van het leeftijdsvereiste afgeweken. De hardheidsclausule
wordt vanwege precedentwerking restrictief toegepast. De afgelopen drie jaar
is slechts één keer de hardheidsclausule toegepast. Gemiddeld is er vijf keer
per jaar een beroep op gedaan, terwijl er 1000 a 1500 sollicitanten per jaar
zijn, waarvan er 50 worden aangenomen.

Dat verzoekster de leeftijdsgrens heeft overschreden, wordt naast het krijgen
van kinderen, veroorzaakt doordat zij op latere leeftijd met haar
rechtenstudie is begonnen. Dit is niet iets waar speciaal vrouwen mee te
maken hebben. Veel mannen in de leeftijdscategorie van verzoekster hadden
bijvoorbeeld een jaar verloren door het vervullen van de militaire
dienstplicht.
Het feit dat verzoekster de leeftijdsgrens overschreden heeft, is het gevolg
van eigen keuzes.

Het had voor de hand gelegen dat verzoekster, die op de hoogte had kunnen
zijn van de leeftijdsgrens, hiermee in haar studieplanning rekening had
gehouden, bijvoorbeeld door de onverplichte stage niet te lopen. Of door
alles op alles te zetten om de studie eerder af te ronden.
Verzoekster heeft bovendien gewacht met het contact opnemen met de
selectiecommissie tot zij de leeftijdsgrens al had overschreden. Indien zij
zich goed had voorbereid op een toekomst als rechterlijk ambtenaar in
opleiding, dan had zij ruim van tevoren inlichtingen ingewonnen omtrent de
criteria die gelden voor ontheffing van de leeftijdsgrens. Door pas laat
contact op te nemen met de selectiecommissie, heeft zij onnodig risico
genomen dat de normen die zij hanteert niet door de
Raio-commissie gedeeld worden.

Het percentage vrouwen onder de afgestudeerde juristen bedroeg in het
academische jaar 1995/1996 56%. Van het aantal personen dat per jaar tot de
Raio-opleiding wordt toegelaten, is de afgelopen jaren 75% van het
vrouwelijke geslacht. Voor het aantrekken van kandidaten op zich werkt de
regeling derhalve niet in het nadeel van vrouwen.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij door het hanteren van de
leeftijdsgrens van 31 jaar bij de toelating tot de opleiding voor de
rechterlijke macht, onderscheid maakt naar geslacht als bedoeld in de
wetgeving gelijke behandeling.

4.2. In dat verband zijn de volgende wetsartikelen van belang.

Artikel 3 eerste lid Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB)
bepaalt dat het niet is toegestaan om bij de aanbieding van een betrekking of
bij de behandeling bij de vervulling van een openstaande betrekking
onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen.

Onder onderscheid in de zin van de WGB moet worden verstaan direct en
indirect onderscheid tussen mannen en vrouwen.
Onder direct onderscheid wordt mede verstaan, onderscheid op grond van
zwangerschap, bevalling en moederschap. Onder indirect onderscheid wordt
verstaan onderscheid op grond van andere hoedanigheden dan het geslacht,
bijvoorbeeld echtelijke staat of gezinsomstandigheden, dat onderscheid op
grond van geslacht tot gevolg heeft (artikel 1 WGB). Het in de WGB
neergelegde verbod van onderscheid geldt niet ten aanzien van indirect
onderscheid dat objectief gerechtvaardigd is (artikel 6 WGB).

4.3. Ten aanzien van de in het geding zijnde vraag overweegt de Commissie als
volgt.

Verzoekster stelt dat de leeftijdsgrens die gehanteerd wordt bij de selectie
voor een aanstelling als rechterlijk ambtenaar in opleiding indirect
onderscheid naar geslacht oplevert. Verzoekster heeft haar stelling
onderbouwd door te verwijzen naar haar eigen situatie, waarbij het krijgen en
het zorgen voor kinderen tot een vertraging in het afronden van de juridische
opleiding heeft geleid. Hierdoor kan zij niet voldoen aan de leeftijdseis die
wordt gehanteerd.
Verzoekster stelt zich voorts op het standpunt dat het krijgen van kinderen
per definitie een zwaardere belasting voor vrouwen oplevert dan voor mannen.
De wederpartij heeft dit standpunt niet bestreden, maar heeft daarbij
aangetekend dat dit verschil in belasting minder wordt naar mate de taken
rond het kind en huishouden meer deel zijn gaan uitmaken van het
levenspatroon van mannen en arbeidstijden en verlofregelingen daarop
toegesneden zijn.

4.4. Met betrekking tot het hanteren van de leeftijdsgrens overweegt de
Commissie het volgende.
Het hanteren van leeftijdsgrenzen bij arbeid en scholing hangt in het
algemeen samen met de verwachting van een betrekkelijk uniforme levensloop
van mensen. Immers, de betreffende leeftijdsgrenzen zijn gebaseerd op een
specifiek patroon waarbij men zich na scholing direct richt op de betaalde
arbeid en vervolgens op de opbouw van een ononderbroken loopbaan.
Een dergelijk verwachtingspatroon kan beschouwd worden als ‘gendered’ omdat
het met name gebaseerd is op een levensloop zoals die zich in overwegende
mate bij mannen voordoet, waarbij geen of nauwelijks rekening wordt gehouden
met ‘barrières’ die worden veroorzaakt door zwangerschap(pen) en/of
zorgtaken. Door deze laatste omstandigheden is de levensloop van vrouwen niet
altijd zonder meer vergelijkbaar met die van mannen. ÃNOOT 9#4#9Ž

Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen (HvJEG) is sprake van discriminatie wanneer verschillende
regels worden toegepast op vergelijkbare gevallen of wanneer dezelfde regel
wordt toegepast op verschillende situaties. ÃNOOT 10#4#10Ž Deze laatste toets wordt met
name toegepast bij de beoordeling van de vraag of bepaalde onderdelen uit een
voorliggende regeling al dan niet discriminatie op grond van geslacht
inhouden. Gezien deze jurisprudentie ligt het in de rede dat de Commissie de
voorliggende rechtsvraag eveneens beoordeelt aan de hand van de vraag of met
het hanteren van de onderhavige leeftijdsgrens verboden onderscheid wordt
gemaakt door ongelijke gevallen gelijk te behandelen.

De Commissie acht deze interpretatie eveneens in overeenstemming met de
betekenis van artikel 5 lid 1 van het Vrouwenverdrag.
Deze bepaling verplicht lidstaten immers tot het nemen van passende
maatregelen ter uitbanning van gewoonten en gebruiken die gebaseerd zijn op
stereotype rollen van mannen en vrouwen.
De Commissie is van oordeel dat deze bepaling de lidstaten niet alleen
verbiedt om seksegebonden stereotypen te bevestigen, maar tevens om
beoordelingscriteria te hanteren die op het eerste gezicht sekseneutraal
lijken maar die bij nadere beschouwing terug te voeren zijn op gewoonten en
gebruiken die eenzijdig seksegebonden zijn. Een dergelijke toetsing houdt
immers in dat de andere sekse wordt afgewogen aan de hand van minder passende
maatstaven. Dat laatste betekent dat er een ongelijke behandeling van mannen
en vrouwen kan plaatsvinden in die zin dat ongelijke gevallen gelijk worden
behandeld.
Het hanteren van een leeftijdsgrens die hoofdzakelijk aansluit bij de
levensloop van mannen lijkt daarom op het eerste gezicht niet in
overeenstemming met de internationale verplichtingen van het Vrouwenverdrag.
Daarmee is evenwel nog niet komen vast te staan dat elke leeftijdsgrens in
strijd is met de WGB of de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB).
Daargelaten de vraag of de overheid zich heeft gekweten van de
hierbovengenoemde verplichting voortvloeiend uit het Vrouwenverdrag, dient de
Commissie derhalve te onderzoeken of de onderhavige leeftijdsgrens
onderscheid als bedoeld in de gelijke behandelingswetgeving tot gevolg heeft.

Dat verzoekster om andere redenen later met de studie rechten is begonnen en
dat mede het niet voldoen aan de leeftijdseis heeft kunnen veroorzaken,
speelt daarbij geen doorslaggevende rol.
Als het hanteren van de onderhavige leeftijdsgrens bij de toelating tot de
Raio-opleiding in strijd is met het verbod op onderscheid op grond van
geslacht, wordt door het hanteren van die leeftijdsgrens immers ook jegens
verzoekster een verboden onderscheid gemaakt.

4.5. Voor de beoordeling van de vraag of er in het onderhavige geval sprake
is van ongeoorloofd onderscheid door het gelijk behandelen van ongelijke
gevallen heeft de Commissie bezien of op grond van de hierboven onder 3.3.
genoemde onderzoeksresultaten of uit andere bron gegevens beschikbaar zijn
waaruit blijkt dat gelijke behandeling van mannen en vrouwen, door het
hanteren van de onderhavige leeftijdsgrens, leidt tot uitsluiting van vrouwen
vanwege een verschillende levensloop.

Uit deze onderzoeksresultaten kan naar het oordeel van de Commissie evenwel
niet worden afgeleid dat vrouwen door de specifieke leeftijdsgrens van
toelating tot de opleiding worden uitgesloten. Evenmin wijzen algemene
gegevens omtrent de levensloop van vrouwen in een dergelijke richting. De
regeling laat namelijk een ruime marge tussen de gemiddelde afstudeerleeftijd
van vrouwen en de leeftijdsgrens voor toelating tot de opleiding. Vrouwen
zijn hierdoor in principe in de gelegenheid tijdens het studeren, na het
studeren of in de loop van de Raio-opleiding kinderen te krijgen. Hieraan
wordt niet afgedaan door het feit dat het met name vrouwen zijn die
vertraging ondervinden van het krijgen van en zorgen voor kinderen.
De Commissie erkent dat de combinatie van het ouderschap met een langdurige
opleiding of betaalde arbeid vrouwen ontegenzeglijk bepaalde beperkingen
oplegt. Dat wil evenwel niet zeggen dat deze feiten op zich een aan de
leeftijdsgrens toe te rekenen uitsluiting van vrouwen van de onderhavige
opleiding inhoudt.

4.6. De wederpartij heeft aangevoerd dat het percentage vrouwen en mannen in
de Raio-opleiding in de afgelopen jaren 75% respectievelijk 25% bedroeg. Het
percentage afgestudeerde vrouwelijke juristen bedroeg in 1995/1996 56%. Uit
deze cijfers kan echter niet worden geconcludeerd dat de leeftijdsgrens op
zichzelf niet in het nadeel van vrouwen zou kunnen werken. Immers, het
betreft een toelatingseis en niet bekend is hoe de aantallen geselecteerde
kandidaten zich zouden verhouden indien er geen leeftijdsgrens zou gelden.
Er zijn evenwel ook geen gegevens bekend waaruit kan worden afgeleid dat
vrouwen door deze specifieke leeftijdsgrens in het algemeen meer van
aanmelding worden afgehouden dan mannen en daardoor meer worden benadeeld.
Evenmin wijzen eerdergenoemde algemene gegevens in een dergelijke richting.

4.7. Een en ander overziend komt de Commissie tot de conclusie dat niet
vastgesteld kan worden dat het hanteren van de onderhavige leeftijdsgrens
uitsluiting van vrouwen tot gevolg heeft. Daardoor kan dus evenmin worden
geconstateerd dat sprake is van in die mate ongelijke gevallen die in zo’n
mate gelijk worden behandeld dat er sprake van strijd met de gelijke
behandelingsvoorschriften zou zijn.

4.8. Vervolgens gaat de Commissie in op de vraag of de wijze waarop de
ontheffingsmogelijkheid wordt gehanteerd in overeenstemming is met de gelijke
behandelingswetgeving. De wederpartij heeft te kennen gegeven dat de door
verzoekster aangevoerde omstandigheden niet voldoende geacht worden om
ontheffing van de leeftijdsgrens te rechtvaardigen, daar uitsluitend rekening
gehouden wordt met niet aan de persoon zelf toe te rekenen omstandigheden,
zoals langdurige ziekte. De wederpartij heeft daarbij benadrukt dat de
Raio-opleiding primair is bedoeld voor betrekkelijk recent afgestudeerden. De
leeftijdsgrens is gesteld omdat personen van boven de dertig veelal
werkervaring hebben opgedaan waardoor voor hen de opleiding niet meer passend
zou zijn. Voor degenen die ouder zijn dan dertig jaar en beschikken over
(ruimere) werkervaring bestaat daarom ook de mogelijkheid gebruik te maken
van het andere instroomtraject voor de rechterlijke macht. Daarmee gaat de
wederpartij geheel voorbij aan het feit dat het krijgen van kinderen, zoals
hierboven uiteengezet, leidt tot een specifieke levensloop van vrouwen. Juist
deze vrouwen zullen veelal tot een hogere leeftijd dan mannen nog steeds
weinig werkervaring hebben.
De wederpartij maakt evenwel alleen gebruik van de ontheffingsmogelijkheid
als er sprake is van niet aan de persoon zelf toe te rekenen omstandigheden.
In de praktijk wordt de clausule alleen toegepast in geval van ziekte.

De Commissie treedt niet in de vraag in hoeverre soms ook ziekte aan de
persoon zelf toegerekend dient te worden en in hoeverre dat ook bij
zwangerschap al dan niet het geval zou zijn.
De Commissie beoordeelt uitsluitend de vraag of de wederpartij door
zwangerschaps- en zorgbelasting categorisch van ontheffing uit te sluiten
handelt in strijd met de gelijke behandelingsvoorschriften.

Zoals hierboven al is gesteld volgt uit de jurisprudentie van het HvJEG dat
eveneens sprake kan zijn van discriminatie wanneer dezelfde regel wordt
toegepast op verschillende situaties. ÃNOOT 11#4#11Ž
Dit kan met name het geval zijn als het toepassingsbeleid dermate “gendered”
is dat vrouwspecifieke omstandigheden geheel ontbreken bij de beoordeling of
kandidaten in aanmerking komen voor ontheffing van de leeftijdsgrens. In die
gevallen worden mannen en vrouwen als ongelijke gevallen gelijk behandeld in
een mate die de grenzen van de gelijke behandelingsvoorschriften
overschrijdt.

Juist de ontheffingsregeling maakt het mogelijk om in gevallen waarin vrouwen
door een strikt hanteren van de leeftijdsgrens wel benadeeld worden op grond
van omstandigheden die samenhangen met zwangerschap en moederschap, die
benadeling op te heffen.
De wederpartij heeft echter aangegeven bij de toepassing van de
ontheffingsmogelijkheid nooit rekening te houden met de specifieke levensloop
van vrouwen. Daarmee staat vast dat vrouwen zoals verzoekster zelfs niet in
een beoordelingsprocedure voor ontheffing worden betrokken. Zwangerschap
wordt hiermee op gelijke wijze behandeld als allerhande andere factoren
waardoor mensen niet in staat zijn zich voor hun eenendertigste jaar bij de
selectiecommissie aan te melden. Zwangerschap en moederschap zijn evenwel
niet te vergelijken met allerlei andere factoren omdat deze onlosmakelijk met
het vrouwzijn zijn verbonden. Dat betekent dat de wijze waarop de
ontheffingsprocedure wordt toegepast, uitsluiting van vrouwen tot gevolg kan
hebben. Immers er wordt geen rekening gehouden met het feit dat zwangerschap
en moederschap seksespecifieke en bijzondere omstandigheden zijn.
De wederpartij behandelt in de beoordelingsprocedure voor ontheffing daardoor
volstrekt ongelijke gevallen op gelijke wijze.
Hiermee wil de Commissie overigens niet zeggen dat in alle gevallen waarin
een vrouw (mede) vanwege zwangerschap of moederschap een beroep op de
ontheffingsmogelijkheid doet, dit moet worden gehonoreerd, maar wel dat het
mogelijk moet zijn om in het licht van de regeling een afweging te maken of
een ontheffing op deze gronden mogelijk is.
Vrouwen als verzoekster ondervinden nadeel van het feit dat zulks in de
handelwijze van de wederpartij wordt uitgesloten. Door deze behandeling heeft
de wederpartij dan ook onderscheid op grond van geslacht gemaakt.

De Commissie voelt zich in bovenstaande conclusie gesterkt door de artikelen
4 en 7 van het Vrouwenverdrag. Immers in artikel 4 wordt vastgelegd dat
bijzondere maatregelen ter bescherming van het moederschap niet als
discriminatie zijn aan te merken, terwijl artikel 7 de lidstaten verplicht om
alle passende maatregelen te treffen waardoor discriminatie van vrouwen in
het openbare leven wordt uitgebannen.

De Commissie stelt derhalve vast dat het door de wederpartij gevoerde
ontheffingsbeleid in strijd is met artikel 3 lid 1 WGB.

Tenslotte wijst de Commissie op het feit, dat wetgeving in voorbereiding is
die het maken van onderscheid op grond van leeftijd bij de werving en
selectie verbiedt, en die in de toekomst aan de toelaatbaarheid van
regelingen als de onderhavige beperkingen zal opleggen. ÃNOOT 12#4#12Ž De Commissie is
thans nog niet bevoegd om dit aspect te toetsen.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat de Minister van Justitie te Den
Haag jegens mevrouw mr. ….:
– geen onderscheid naar geslacht heeft gemaakt, zoals bedoeld in artikel 3
lid 1 van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen door het hanteren
van een leeftijdsgrens bij de toelating tot de opleiding voor de rechterlijke
macht;
– onderscheid naar geslacht heeft gemaakt als bedoeld in artikel 3 lid 1 van
de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij het door haar gevoerde
ontheffingsbeleid.

Aldus vastgesteld op 2 februari 1999.

prof. mr. J.E. Goldschmidt mr. A.N. Veekamp
Kamervoorzitter secretaris Kamer

@@TNT=
[NOOT_1]
Artikel 2 Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren. Koninklijk Besluit van
24 oktober 1985, Staatsblad 555.
[NOOT_2]
Zie noot 1.
[NOOT_3]
Maandstatistiek Bevolking, CBS, 1997/7, “Vruchtbaarheid: trends en
prognose”, J. de Beer.
[NOOT_4]
Vergelijk ook: “Het gezinsrapport”, SCP, 1997, Hoofdstuk 3, Verdeling van
arbeid en zorg, M. Niphuis-Nell en P. de Beer.
[NOOT_5]
Uit: Uitgesteld Ouderschap, Hoofdstuk 4, Kinderen worden later geboren: een
demografische analyse, Gijs Beets.
[NOOT_6]
Zakboek onderwijsstatistieken 1997, CBS, pagina 50.
[NOOT_7]
Academische examens 1996/1997, K.F.J.M. van der Heide en
dr. J.A. Hoeve, Kwartaalschrift Onderwijsstatistieken 1998-II, tabel 4.
[NOOT_8]
Sociale atlas van de vrouw, Deel 4, SCP, tabel 2.8.
[NOOT_9]
Zie ook: Tineke van Vleuten, Leeftijds- en vrowuendiscriminatie, Nemesis
1995, nummer 5, pagina 112-121.
[NOOT_10]
Zie onder meer r.o. 16, HvJEG, 13 februari 1996, Gillespie versus Northon
Health and Social Services Board, C-342/93, Rechtspraak Nemesis 1996, nummer
583.
[NOOT_11]
Zie ook Commissie gelijke behandeling, 10 december 1998,
oordeel 98-134.
[NOOT_12]
Tweede Kamer der Staten Generaal, 1997-1998 en 1998-1999,
nummer 25667.

Rechters

Mrs Goldschmidt, Mulder en Nicolai