Instantie: Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 25 juni 1998

Instantie

Gerechtshof ‘s-Gravenhage

Samenvatting


Draagkracht man met illegale partner. Volgens de man heeft hij geen
draagkracht aangezien hij samenwoont met een illegaal in Nederland
verblijvende vrouw zonder eigen inkomsten. Deze omstandigheden kunnen echter,
in de verhouding tussen de man en het gezin waarvan hij deel heeft uitgemaakt
en waarvoor hij nog steeds onderhoudsplichtig is, geen invloed hebben op de
draagkracht van de man. Hij dient als alleenstaande te worden aangemerkt.

Volledige tekst

HET GEDING

Bij beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 26 augustus 1997 is, op
verzoek van de gemeente, bepaald dat betrokkene ter zake van aan zijn ex-
echtgenote, mevrouw N.M. R. en zijn thans 4-jarig kind verstrekte bijstand,
aan de gemeente als verhaalsbijdrage dient te betalen:
– vanaf 1 maart 1995 tot 1 januari 1996 ƒ 474,43 per maand,
– vanaf 1 januari 1996 tot 1 januari 1997 ƒ 994,65 per maand,
– vanaf 1 januari 1997 ƒ 472,70 per maand.
Van die beschikking heeft de betrokkene tijdig hoger beroep ingesteld. Hij
heeft verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en de vordering van de
gemeente alsnog af te wijzen dan wel te verminderen tot een zodanig bedrag
per maand als redelijk wordt geacht.

De gemeente heeft een verweerschrift ingediend en verzoekt met ingang van 1
januari 1997 rekening te houden met een maandelijkse bijdrage van ƒ 994.65.

Op 29 januari 1998 is de zaak door mr. Van den Wildenberg, als raadsheer-
commissaris, behandeld.
De gemeente heeft zich ter zitting bereid verklaard aan de hand van de
financiële gegevens twee berekeningen te maken; een berekening waarin wordt
uitgegaan van een alleenstaande en een berekening waarbij rekening wordt
gehouden met de gezinsnorm. Aan de wederpartij is gelegenheid gegeven op de
berekeningen commentaar te geven.
Bij brief van 6 februari 1998 heeft de gemeente over de jaren 1995, 1996 en
1997 telkens twee draagkrachtberekeningen aan het hof en de raadsman van de
betrokkene toegezonden. De griffier heeft op 18 maart 1998 de raadsman van
betrokkene telefonisch verzocht het door hem ter terechtzitting toegezegde
commentaar voor 3 april 1998 aan het hof toe te zenden.
Van de zijde van de raadsman van de betrokkene is niets ingekomen, zodat het
hof een beschikking zal geven.

DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET INCIDENTEEL APPEL

1. Het op 23 januari 1998 door de gemeente per fax ingediende verweerschrift
bevat ook een incidenteel appèl, waar de gemeente verzoekt om de
onderhoudsbijdrage met ingang van 1 januari 1997 vast te stellen op ƒ 994,65
per maand.
De griffie van het hof heeft de gemeente bij brief van 3 november 1997
medegedeeld dat de gelegenheid bestond om tot uiterlijk 15 december 1997
incidenteel appèl in te dienen. De gemeente heeft derhalve de gegunde termijn
ruimschoots overschreden, reden waarom de gemeente in het incidenteel appèl
niet ontvankelijk dient te worden verklaard.

DE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. De betrokkene – 37 jaar oud- is in juni 1991 gehuwd en de echtscheiding is
uitgesproken bij beschikking van 8 januari 1996.
Zijn ex-echtgenote ontvangt nog steeds een bijstandsuitkering, mede ten
behoeve van het minderjarige kind.

2. De betrokkene stelt dat betreffende de perioden waarover de
verhaalsbijdragen zijn vastgesteld hij geen draagkracht had aangezien hij in
juni 1994 is gaan samenwonen met mevrouw A.F. B., afkomstig uit Ghana, die
geen eigen inkomsten heeft.
Mevrouw B. is Nederland illegaal binnengekomen, zij mag niet werken en aan
haar wordt geen bijstandsuitkering verstrekt. Deze omstandigheden kunnen
echter in de verhouding tussen de betrokkene en het gezin waarvan hij deel
heeft uitgemaakt en waarvoor hij nog steeds onderhoudsplichtig is, geen
invloed hebben op de draagkracht van de betrokkene, zodat hij als
alleenstaande dient te worden aangemerkt.
Voorts stelt de betrokkene dat uit die relatie op 29 juni 1994 een kind is
geboren. Dit is echter niet aannemelijk gemaakt.

3. Over alle jaren waarover de betrokkene verhaalsplichtig is zal derhalve
worden uitgegaan van de alleenstaande norm en zal het hof de door de gemeente
berekende bedragen overnemen.
Nu de betrokkene niet het bestaan van de door hem opgevoerde schuld en de
maandelijkse aflossing daarop heeft aangetoond, zal met die schuld geen
rekening worden gehouden.

4. In haar brief van 6 februari 1998 vermeldt de gemeente betreffende het
jaar 1995 dat gebleken is dat de betrokkene 3 inkomensbronnen had – GAK,
uitzendbureau en Dosca Huidenhandel. Opgeteld bedroeg het gemiddelde
maandelijkse inkomen ƒ 2.151 terwijl de raadsman van de man een bedrag
aangeeft van ƒ 2.199, van welk bedrag de gemeente uitgaat. Over dat jaar
bedroeg zijn huur ƒ 800 per maand. Uitgaande van de norm voor een
alleenstaande komt de gemeente op een bedrag van ƒ 287,42 uit.
Over het jaar 1996 had de betrokkene slechts één inkomen van Dosca
Huidenhandel. De gemeente komt op een gemiddeld maandinkomen van ƒ 2.648
terwijl de raadsman van de betrokkene uitgaat van een gemiddeld maandinkomen
van ƒ 2.633. In dat jaar heeft de betrokkene een huis gekocht waarvoor hij
een hypotheek van ƒ 435 per maand betaalt. Uitgaande van de alleenstaande
norm berekent de gemeente een bedrag van ƒ 729,37 per maand.
Over 1997 neemt de gemeente het door de raadsman berekende gemiddelde
maandinkomen ad ƒ 2.725 over en komt uitgaande van de alleenstaande norm op
een onderhoudsbijdrage van ƒ 766,89 per maand.

5. Het vorenoverwogene leidt er toe dat als volgt zal worden beslist.

BESLISSING VAN DE ZAAK IN HET HOGER BEROEP

Het hof:

verklaart de gemeente niet-ontvankelijk in het incidenteel hoger beroep;
vernietigt de beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 26 augustus
1997 en in zoverre opnieuw beschikkende:

stelt vast dat door de betrokkene aan de gemeente zal worden voldaan terzake
van – ten behoeve van de vrouw en de minderjarige – reeds gemaakte en nog te
maken kosten van bijstand, zolang deze voortduurt, – vanaf 1 maart 1995 tot 1
januari 1996 ƒ 287,42 per maand;
– vanaf 1 januari 1996 tot 1 januari 1997 ƒ 729,37 per maand;
– vanaf 1 januari 1997 ƒ 766,89 per maand;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

Rechters

Mrs. Van den Wildenberg, Wigleven en Thomassen